“…Doet u waar u goed in bent en laat de rest aan ons over…”

Hoe rechtvaardig is heffing box 3?

Rendement. Inkomsten uit sparen en beleggen zijn belast in box 3. Deze worden belast tegen 30%. De wetgever gaat niet uit van de werkelijke inkomsten, maar van een verondersteld rendement. Dit om de heffing in box 3 te vereenvoudigen. De vraag is of het uitgangspunt van een verondersteld rendement wel rechtvaardig is. Want wat nu als u dit rendement helemaal niet haalt?

Hoogte verondersteld rendement

Hoe zat het ook alweer? Tot 2017 werden inkomsten in box 3 belast tegen een vast tarief van 30% over een verondersteld rendement van 4%. Sinds 2017 gaan we niet meer uit van een verondersteld rendement van 4%, maar is het veronderstelde rendement afhankelijk gesteld van de omvang van het vermogen. Hoe meer vermogen, hoe hoger het veronderstelde rendement geacht wordt te zijn. Dit vanuit de filosofie dat bezitters van grote vermogens eerder zullen overgaan tot beleggen in plaats van sparen: dus een hoger rendement.

Buitensporige last? Sinds het bestaan van box 3 wordt er geprocedeerd inzake de belastingheffing over het veronderstelde rendement. Tot nu toe met weinig succes. De heffing pakt in het algemeen niet altijd even rechtvaardig uit, maar leidt zelden tot een zogenaamde buitensporige last. Onlangs echter kwam de Hoge Raad tot een ander oordeel, dus ving de fiscus bot. Lees verder!

Aandelen onteigend

In de betreffende zaak ging het om een belastingplichtige die in 2013 in het bezit was van een kleine € 300.000,- aan aandelen. Op 31 januari van dat jaar maakte hij echter de vergissing van zijn leven. Hij verkocht alle aandelen en kocht er aandelen SNS Reaal voor terug. Precies een dag later besloot de minister van Financiën alle aandelen SNS Reaal te onteigenen. De bezitters van de aandelen kregen een schadeloosstelling van nihil!

Ai, en toen toch heffing … Ondanks dat uw collega zijn investering van bijna € 300.000,- in rook zag opgaan, moest hij belasting betalen over een verondersteld rendement van 4%, in totaal € 3.129,-. Zijn bezwaar hiertegen werd afgewezen en dus kwam de zaak voor de rechter, 06.04.2018 (HR:2018:511) .

Armoedegrens. De Hoge Raad kwam tot het oordeel dat in de betreffende omstandigheden de heffing in box 3 onevenredig hard uitpakte. Door het veronderstelde inkomen in box 3 kwam de belastingplichtige niet meer in aanmerking voor huurtoeslag. Daardoor kwam hij qua inkomen onder de wettelijke armoedegrens uit. Alles in ogenschouw nemend was de Hoge Raad van mening dat een heffing in box 3 alleen over de periode dat de aandelen in het bezit van uw collega waren, op zijn plaats was. De aanslag werd daarop teruggebracht tot € 260,-.

Tip. Of u een verondersteld rendement ook behaalt, doet niet ter zake. Alleen als die heffing zo onredelijk uitpakt dat er sprake is van een buitensporige last, kunt u de heffing met succes aanvechten. U zult dan, net als uw collega in genoemde zaak, moeten aantonen dat de heffing in uw speciale geval zodanig onredelijk uitpakt, dat dit niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest.

Alleen als u kunt aantonen dat de heffing in box 3 dermate onredelijk uitpakt dat dit niet de bedoeling kan zijn, kunt u deze vermogensrendementsheffing aanvechten. Geef in uw bezwaar aan waarom de heffing in uw geval onevenredig zwaar is en waarom dit afwijkt van andere situaties. bron:indicator

Wilhelminalaan 1, 1441 EK Purmerend
Tel: 0299-767002 / E-mail: info@partnersinadministraties.nl