“…Doet u waar u goed in bent en laat de rest aan ons over…”

Geen omzet, geen aftrekbaar verlies?

De zaak die speelde …

De ondernemer in kwestie had sinds 2004 een eenmanszaak in de handel in ijzer- en metaalproducten. In de beginjaren draaide hij omzetten en winst. Vanaf 2018 sloeg het tij echter om: er werd geen omzet meer behaald en de resultaten waren elk jaar negatief. In 2020 gaf hij een negatief resultaat als winst uit onderneming van ruim € 8.500 aan in zijn aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst accepteerde dit verlies niet, omdat een negatief resultaat alleen in aanmerking kan worden genomen als er sprake is van een bron van inkomen.

Wanneer sprake van bron van inkomen

Volgens vaste rechtspraak is er sprake van een bron van inkomen indien cumulatief aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:

  1. deelname aan het economisch verkeer;
  2. het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen;
  3. de (objectieve) verwachting dat dit voordeel redelijkerwijs kan worden behaald.

Oordeel van het hof

Het hof (ECLI:NL:GHDHA:2025:1763) stelde de Belastingdienst in het gelijk en oordeelde dat er in 2020 geen sprake was van een objectieve voordeelsverwachting.

Geen omzet sinds 2018. De ondernemer had al meerdere jaren uitsluitend verliezen en geen omzet. Daarmee rustte de bewijslast op hem om aannemelijk te maken dat er nog steeds een reële kans op winst bestond. Ter onderbouwing dat er nog een reële kans op winst bestond, voerde de ondernemer diverse stukken aan, zoals offertes uit 2017-2019. Het hof oordeelde echter dat deze stukken niet relevant waren voor 2020, omdat deze geen inzicht boden in daadwerkelijk in dat jaar ontplooide activiteiten en geen concreet uitzicht gaven op toekomstige, redelijkerwijs te verwachten positieve resultaten.

Corona ook geen excuus

De ondernemer voerde nog aan dat de coronapandemie hem belemmerde in zijn activiteiten en daardoor minder opbrengsten opleverde. Het hof vond dit geen overtuigend argument, omdat uit de aangiften omzetbelasting bleek dat er vanaf 2018 tot en met het eerste kwartaal van 2025 helemaal geen omzet was behaald. De verliezen liepen dus ook na de coronapandemie onverminderd door.

Vertrouwensbeginsel ook niet. Het hof verwierp ook de beroepen op het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Dat de inspecteur in 2021 en 2022 de aangiften had gevolgd, kwam doordat de aanslagregelaar de aangiften IB/PVV 2021 en 2022 abusievelijk niet had geblokkeerd, wat volgens het hof niet kan worden aangemerkt als een weloverwogen standpuntbepaling. De vraag of er sprake is van een bron van inkomen, moet bovendien ieder jaar afzonderlijk worden beoordeeld, zodat het eerdere oordeel uit 2004 bij de start van de onderneming geen doorslaggevende betekenis had voor 2020.

Inspecteur was zorgvuldig. Tot slot had de inspecteur zorgvuldig gehandeld door belanghebbende tijdig te informeren over zijn voornemen van de aangifte af te wijken en hem de gelegenheid te geven te reageren. Het zorgvuldigheidsbeginsel is daarmee niet geschonden.

Volgens vaste rechtspraak is er sprake van een bron van inkomen bij deelname aan het economisch verkeer, een (subjectief) oogmerk om voordeel te behalen en de (objectieve) verwachting dat dit voordeel redelijkerwijs kan worden behaald. In dat geval is geleden verlies niet aftrekbaar, aldus de rechters.

Wilhelminalaan 1, 1441 EK Purmerend
Tel: 0299-767002 / E-mail: info@partnersinadministraties.nl