“…Doet u waar u goed in bent en laat de rest aan ons over…”

Fiscaal partner bij recht van gebruik en bewoning?

Wat speelt er? Met alle ellende op de huidige woningmarkt plannen veel mensen vooruit hoe ze hun woning het beste aan hun kinderen kunnen achterlaten, zonder zichzelf of hun partner hierbij tekort te doen. Een vaak gebruikt instrument is daarbij het recht van gebruik en bewoning. Dit recht is te vergelijken met het recht van vruchtgebruik, maar iets meer toegesneden op een woning. Onlangs heeft de Belastingdienst aangegeven of dit recht kan leiden tot het fiscale partnerschap.

Recht van gebruik en bewoning

Bij het recht van gebruik en bewoning heeft iemand een woning niet in zijn bezit, maar kan er wel gebruik van maken. De woning kan weliswaar ook worden verkocht, maar omdat er een recht van gebruik en bewoning op rust, kan de koper er niet in gaan wonen. Ook kan de eigenaar geen huur vragen aan de bewoners. Degenen die het recht bezitten, kunnen dit niet verkopen en ook mogen ze niemand anders in de woning laten wonen. Het recht vervalt bij overlijden. Het recht wordt dan ook veelal gebruikt om een woning aan de kinderen achter te laten, maar zeker te stellen dat men er zelf, dan wel de partner, in kan blijven wonen.

Samenwonen na overlijden

Onlangs heeft de Belastingdienst (KG:202:2025:7) een situatie geschetst waarin ouders hun woning aan hun kind hebben overgedragen, op deze woning het recht van gebruik en bewoning rust en een van de ouders komt te overlijden. Vervolgens gaat het kind met de achterblijvende ouder samenwonen in de woning en beiden staan hier ook ingeschreven in Basisregistratie Personen. De Belastingdienst gaat specifiek in op de vraag of er op deze manier sprake is van partnerschap tussen de achterblijvende ouder en het inwonende kind.

Eisen fiscaal partnerschap. Om het antwoord op deze vraag te kunnen onderbouwen, is aangegeven wat er in de gegeven situatie voor het partnerschap vereist is. Om te beginnen moet men op hetzelfde woonadres staan ingeschreven, maar ook dient men samen een woning te bezitten. Deze moet aan beiden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staan op grond van eigendom, waaronder begrepen economische eigendom.

Conclusie. In de geschetste situatie komt men tot de conclusie dat er geen sprake is van partnerschap tussen de achterblijvende ouder en het inwonende kind. Er is bij de achterblijvende ouder namelijk geen sprake van economische eigendom, wat betekent dat een eventuele waardeverandering van de woning ook alleen gevolgen heeft voor het kind.

Wat kunt u hiermee?

De geschetste gevolgen zijn uiteraard van belang voor de praktijk. Zo heeft het al dan niet zijn van elkaars partner grote fiscale gevolgen en kunnen partijen hiermee dus rekening houden op het moment dat de hiervoor geschetste situatie wordt overwogen. Zo bestaat voor samenwonende partners de mogelijkheid om de aftrekbare hypotheekrente optimaal onderling te verdelen en kunnen partners bijv. hun aftrekbare zorgkosten bij elkaar optellen.

Niet aftrekbare drempel. Anderzijds moeten ze voor wat betreft de niet-aftrekbare drempel ook uitgaan van hun gezamenlijke inkomen. Het fiscale partnerschap kan dus voordelig uitpakken, maar dat is niet altijd het geval. Nu bekend is wat de gevolgen zijn, kunt u hier in ieder geval rekening mee houden, zodat u achteraf niet voor verrassingen komt te staan.

Wilt u uw woning achterlaten voor uw kind(eren) maar er wel zelf in blijven wonen, houd dan rekening met het fiscale effect (zoals aftrekbaarheid hypotheekrente) van het recht van gebruik en bewoning. Vanwege het ontbreken van de economische eigendom leidt dit niet tot fiscaal partnerschap.

Wilhelminalaan 1, 1441 EK Purmerend
Tel: 0299-767002 / E-mail: info@partnersinadministraties.nl