Aftrekposten. Als echtparen gaan scheiden, worden in de regel ook de pensioenrechten verdeeld. Daarbij is er een verschil dat afhankelijk is van de datum van echtscheiding. Echtparen die voor 1 mei 1995 zijn gescheiden, worden fiscaal anders behandeld dan degenen die op of na 1 mei 1995 zijn gescheiden. Dit heeft te maken met de beperking van de persoonsgebonden aftrekposten. Het hof moest onlangs beslissen of en in hoever een dergelijk onderscheid aanvaardbaar is (ECLI:NL:GHDHA:2025:861) .
Gescheiden voor 1 mei 1995
Echtparen die voor 1 mei 1995 gescheiden zijn, hebben bij de verdeling van pensioenrechten te maken met een arrest dat bekendstaat als Boon van Loon. Kort samengevat komt dit erop neer dat het gehele pensioen wordt uitbetaald aan de pensioengerechtigde. Dan betaalt deze het deel van het pensioen dat aan zijn of haar partner toekomt aan hem of haar uit. Het doorbetaalde bedrag aan de ex-partner is bij de pensioengerechtigde fiscaal aftrekbaar als onderhoudsverplichting.
Gescheiden op of na 1 mei 1995
Degenen die op of na 1 mei 1995 zijn gescheiden, vallen onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet vps). Dit betekent dat er een rechtstreekse vordering op het pensioenfonds ontstaat voor de ex-echtgenoot, op voorwaarde dat de scheiding binnen twee jaar wordt doorgegeven aan het pensioenfonds. De pensioengerechtigde heeft dan geen aftrekpost meer en heeft ook met de beperking qua aftrek niets meer te maken.
Tariefmaatregel. Sinds enige jaren zijn de meeste aftrekposten in aftrek beperkt. Zo is voor 2025 bepaald dat de meeste aftrekposten, zoals hypotheekrente, alimentatie en zorgkosten, nog maar voor 37,48% aftrekbaar zijn, ook als over een deel van het inkomen het toptarief van 49,5% aan belasting betaald moet worden.
Onderscheid gerechtvaardigd? Onlangs bracht een pensioengerechtigde zijn zaak voor de rechter, omdat hij het niet eens was met het feit dat zijn pensioen bij hem volledig belast was, terwijl hij het deel dat hij moest doorbetalen aan zijn ex-partner slechts beperkt in aftrek kon brengen. Het hof stelde eerst vast dat een wettelijke ongelijkheid niet altijd verboden is, maar wel als er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging voor is.
Gelijke gevallen. Vervolgens stelde het hof vast dat echtscheidingen voor, dan wel op of na 1 mei 1995 als gelijke gevallen beschouwd moeten worden. Er is dus geen reden om gelijke gevallen ongelijk te behandelen, omdat er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging is. Ook gaat het volgens het hof om behoorlijke bedragen, die een ongelijke behandeling ook niet rechtvaardigen. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de tariefmaatregel in de geschetste situatie onrechtvaardig uitwerkt en corrigeert de aangifte.
Wat kunt u hiermee? Verkeert u in een soortgelijke situatie, dan kunt u de aan uw ex-partner doorbetaalde bedragen aan pensioenrechten dus aftrekken tegen het tarief waartegen het pensioen bij u belast is. In een dergelijke situatie kunt u de aftrekbeperking dus negeren. Gaat de Belastingdienst hiermee niet akkoord, ga dan in bezwaar en stel zo uw rechten veilig. De Belastingdienst kan namelijk nog in cassatie gaan en de zaak voorleggen aan de Hoge Raad. Het is dus nog niet zeker dat de uitspraak van het hof overeind blijft.