“…Doet u waar u goed in bent en laat de rest aan ons over…”

Voorkom btw-trammelant met afhaaltransacties

Als u goederen levert aan een ondernemer in een ander EU-land, berekent u geen btw. De fiscus wil dan wel zeker weten dat de goederen ook daadwerkelijk de grens over gaan. Maar wat nu als men de goederen zelf ophaalt?

Binnen de EU. Bij leveringen tussen ondernemers binnen de EU hoeft u geen btw in rekening te brengen. De fiscus wil wel zeker weten dat de goederen ook daadwerkelijk voor een andere ondernemer elders in de EU bestemd zijn. Daarom gelden er aanvullende eisen. Zo zult u onder meer aan moeten kunnen tonen dat de goederen daadwerkelijk de grens over zijn gegaan. Maar wat nu als bijvoorbeeld een Duitse ondernemer de spulletjes rechtstreeks bij u komt afhalen?

Eisen vervoersverklaring

Als u zelf de goederen naar uw klant laat brengen, beschikt u al over een vrachtbrief of vervoersverklaring van de transporteur. Komt uw klant de goederen halen, dan moet u hem vragen om een vervoersverklaring. Hierop moet zijn aangegeven:

  1. de naam van de klant;
  2. het kenteken van het voertuig waarmee de goederen vervoerd zijn;
  3. het factuurnummer en plaats van bestemming;
  4. de toezegging van de klant dat hij bereid is nadere info te verstrekken over de bestemming van de goederen.

Aanvullende eisen zijn:

  1. uw klant moet een vaste afnemer van u zijn;
  2. uit de overige gegevens in uw administratie moet blijken dat de goederen buiten Nederland vervoerd zijn, zoals brieven en e-mails.

U bent aansprakelijk. Onthoud dat u moet kunnen aantonen dat de goederen Nederland hebben verlaten. Afhaaltransacties met een wildvreemde klant zijn dus erg riskant. In dat geval kunt u beter Nederlandse btw in rekening brengen en moet uw klant zelf maar zorgen dat hij deze weer terugclaimt bij de fiscus.

Collega ging de mist in

Dat de fiscale eisen nauw luisteren, ondervond onlangs nog een collega van u die zijn zaak voor de rechter in Groningen had gebracht. De man had graafmachines geleverd aan een ondernemer in België. Deze had de graafmachines via een eigen transporteur laten ophalen, maar deze niet in België aangegeven en dus ook geen btw afgedragen. Toen de man failliet ging, trok de fiscus na of wel aan alle eisen was voldaan. Dit was dus niet het geval. Uw collega werd op een naheffing getrakteerd met rente en boete: € 50.000,-.

Collega de mist in. Op de vervoersverklaringen ontbraken diverse gegevens, de administratie rond de betreffende transacties was van de pc gewist door een vertrekkende medewerker en de klant in kwestie had tot dan toe slechts vier keer iets gekocht. De naheffing bleef.

Wat kunt u hiervan leren?

Afhaaltransacties blijven riskant. Zorg ervoor dat u dit soort transacties alleen uitvoert met betrouwbare, vaste afnemers en dat u zeker weet dat deze afnemers zelf ondernemer zijn. Dit kunt u nagaan door hun btw-nummer te verifiëren (http://ec.europa.eu/taxation_customs/vies/). Zorg er bovendien voor dat u een vervoersverklaring krijgt die voldoet aan alle eisen.

Aanvullende eisen bij export. Bij export van goederen gelden er sowieso aanvullende (factuur-)eisen voor de btw. Zo moet u o.a. een aparte opgave doen van al uw exporttransacties via het beveiligde deel van de site van de Belastingdienst, naast de opgave die u al doet in uw normale btw-aangifte.

Géén schenkbelasting bij huwelijk?

Schenkbelasting? Als echtgenoten met sterk uiteenlopende privévermogens gaan trouwen in gemeenschap van goederen, is er géén schenkbelasting verschuldigd. Jan en Marie gaan trouwen in gemeenschap van goederen. Jan heeft vóór het huwelijk een privévermogen van € 800.000,- en Marie heeft geen vermogen. Na de huwelijkssluiting hebben zij samen € 800.000,-. Over het bedrag van € 400.000,- dat Marie erop vooruit is gegaan, hoeft zij géén schenkbelasting te betalen .

Datzelfde is het geval als tijdens het huwelijk de huwelijkse voorwaarden worden opgeheven en de beide privévermogens opgaan in het gemeenschappelijk vermogen van de beide echtgenoten. Ook dan is er geen sprake van een schenking van de ene echtgenoot aan de andere echtgenoot en hoeft er dus geen schenkbelasting te worden voldaan.

Wie is de baas over de auto?

Wie met een auto van de zaak rijdt, krijgt een fiscale bijtelling. Zo ziet de fiscus dat. De Hoge Raad bekijkt het echter toch wat genuanceerder!

Waar is de rittenregistratie?
De ondernemer en zijn personeel die met een auto of bestelauto van het bedrijf rijden, worden verondersteld die auto ook voor privéritten te gebruiken. Pas als bewezen wordt dat er in een jaar minder dan 500 kilometer privé gereden is, blijft de fiscale inkomensbijtelling achterwege. Kort gezegd: zonder sluitende rittenregistratie ‘hangt u’. Dat is de denkwijze van menig fiscalist en zeker van veel belastingambtenaren.

Maar …
Die fiscale bijtelling speelt als iemand de beschikking heeft over een (bestel)auto van de zaak. Bij een ondernemer zal dat ‘beschikken’ doorgaans wel het geval zijn. Hij is immers de baas over wat er met een auto van zijn eigen bedrijf gebeurt. Bij anderen is dat echter minder vanzelfsprekend.

Waddeneiland.
Een hotel op een Waddeneiland beschikte over een Land Rover Defender. Die auto werd gebruikt voor het vervoer van hotelgasten en voor ‘safaritochten’ over het eiland. Daarnaast was er nog een tweepersoons Smart die verhuurd werd aan gasten en die incidenteel door medewerkers werd gebruikt voor vervoer naar vergaderingen. Er was geen rittenregistratie. ‘Kassa!’, dacht de controlerend ambtenaar. Voor beide auto’s pluste hij een fiscale bijtelling bij het loon van de medewerkers. Procedures volgden, tot en met bij de Hoge Raad.

Wie bepaalt het gebruik?
De Hoge Raad begon met zich af te vragen of de auto’s ‘ter beschikking’ van het personeel stonden. Dat moet de inspecteur bewijzen. Namens het hotel was aangevoerd dat de medewerkers nauwelijks konden beslissen voor welk doel zij de auto’s konden gebruiken. Het was hun verboden er andere dan zakelijke ritten mee te maken en dat verbod werd ook door de werkgever gecontroleerd. Bovendien bevond het hotel zich op een klein eiland waar weinig mogelijkheden tot privégebruik waren. De rechter vond dat de inspecteur daar weinig tegen inbracht. En dus gingen de belastingaanslagen van tafel. Dat er geen rittenregistratie was, was niet meer van belang.

Waarover betaalt u eigenlijk inkomstenbelasting?

Als zzp’er of als eigenaar van een eenmanszaak, Vof of maatschap bent u een IB -ondernemer.
U betaalt dan inkomstenbelasting over het door u verdiende inkomen. Maar wat is dat nu precies? Zijn dat ook uw privéopnames?

Hoe zat het ook al weer?
Inkomstenbelasting betaalt u over de jaarwinst, minus een aantal aftrekposten plus eventuele inkomsten uit woning en werk, aanmerkelijk belang en vermogen. Tezamen vormt dit het verzamelinkomen. Hierover betaalt u dan, na aftrek van de heffingskortingen, volgens boxindeling uw belasting.

Vaststelling belastbare winst
Aan de hand van onderstaand voorbeeld laten wij u zien hoe de belastbare winst tot stand komt.

Netto-omzet (excl. btw)  € 100.000,-
Af: inkoopkosten, uitbesteed werk € 20.000,-
Brutowinst € 80.000,-
Af: afschrijvingskosten € 5.000,-
Af: overige bedrijfskosten € 30.000,-
Af: financiele baten en lasten € 10.000,-
Af: investeringsregelingen € 1.000,-
Winst uit onderneming € 34.000,-
Startersaftrek € 2.123,-
Zelfstandigenaftrek € 7.280,-
Winst uit onderneming € 24.597,-
MKB-winstvrijstelling (14% * € 24.597,-) € 3.444,-
Belastbare winst uit onderneming € 21.153,-

Box 1-inkomen uit werk en woning.
Er zijn drie boxen voor verschillende inkomens. In box 1 valt het inkomen wat u overhoudt uit uw onderneming (belastbare winst uit onderneming), inkomsten die u in loondienst ontvangen heeft en andere inkomsten, zoals alimentatie, het eigenwoningforfait en betaalde hypotheekrente (box 1).

Tarieven box 1 in 2015 indien AOW-leeftijd nog niet bereikt is:

Schijf Belastbaar inkomen %
1 t/m € 19.822,- 36,50%
2 € 19.823,- t/m € 33.589,- 42,00% 
3 € 33.590,- t/m € 57.585,- 42,00%
4 € 57.586,- en meer 52,00%

Box 2 winst uit aanmerkelijk belang.
In deze box vallen de inkomsten die u heeft uit aanmerkelijk belang. Een aanmerkelijk belang heeft u als u minimaal 5% van de aandelen bezit. Tarief box 2: 25% (2015).

Box 3 vermogensbelasting.
In deze box valt het vermogen uit sparen en beleggen. De peildatum is 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar. Over het vermogen wat u op de peildatum heeft, betaalt u dan vermogensrendementheffing.
Omdat de staat er vanuit gaat dat u 4% rendement kunt behalen op uw vermogen, betaalt u over die 4%, 30% belasting (is 1,2%). Vrijgesteld is € 21.330,- per fiscale partner (2015).

Eigen vermogen?
Het eigen vermogen van uw bedrijf valt normaliter niet onder de vermogensbelasting. Maar als u onzakelijk hoge overschotten aanhoudt, dan kan de fiscus ook stellen dat dat box 3-vermogen is.

Dat geldt ook voor mensen die privéspaargeld naar de zaak boeken om zo een lagere grondslag in box 3 te creëren op het einde van het jaar en het geld daarna weer terugstorten. In die gevallen kan zelfs dubbele heffing optreden.

En wat met privéopnames?
Een veel voorkomend misverstand is dat men belasting moet betalen over hetgeen men privé opneemt.

De bedrijfswinst die u maakt, is nog niet uw belastbare winst. Van uw winst gaan eerst nog allerlei fiscale aftrekken af. Hetgeen u privé onttrekt aan uw bedrijf (privéopnamen), wordt niet belast. Wel de winst die uw bedrijf maakt.

Oudedagsreserve veiligstellen

Met de vorming van de oudedagsreserve verschuift u belastingbetaling naar de toekomst. Echter kan het in bepaalde situaties gebeuren dat u eerder fiscaal moet afrekenen. Hoe voorkomt u dit?

FOR. Als u voldoet aan het urencriterium (minstens 1.225 uur in uw bedrijf werkt) en in het begin van het kalenderjaar nog niet de AOW-leeftijd (2015: 65 jaar en 3 maanden) heeft bereikt, kunt u gebruikmaken van de oudedagsreserve. Vroeger was deze beter bekend als ‘fiscale oudedagsreserve’, oftewel: ‘FOR’.

Voor wie is oudedagsreserve bestemd?

De oudedagsreserve geldt alleen voor ondernemers met een eenmanszaak, een Vof of maatschap. De regeling is niet voor rechtspersonen (BV). Of u meedoet aan deze regeling, mag u ieder jaar weer zelf weten. Doet u mee, dan mag u voor 2015 9,8% van uw winst reserveren tot een maximum van € 8.631,-. Met het gereserveerde bedrag vermindert uw winst en betaalt u dus ook minder belasting. Als u met uw bedrijf stopt, moet u alsnog afrekenen met de fiscus over de opgebouwde reserves.

Voor- en nadelen oudedagsreserve

Voordeel. Uitstel van belastingbetaling levert u een rente- en liquiditeitsvoordeel op. Ondernemers vinden het soms een nadeel dat ze in de toekomst moeten afrekenen over de reserve. Eigenlijk houdt dit argument geen stand, want als ze deze niet hadden opgebouwd, waren ze het geld al kwijt geweest aan de fiscus.

Nadelig belastingtarief? De oudedagsreserve kent wel nog een ander nadeel. Het tarief dat u te zijner tijd over de reserve betaalt, kan wel eens hoger zijn dan het huidige belastingtarief. Dit is met name het geval als uw inkomen, omdat u moet afrekenen over de reserve, boven de € 57.586,- komt te liggen. U betaalt dan over het meerdere namelijk 52% (2015) belasting. Was het tarief toen u reserveerde minder hoog, bijvoorbeeld 33,1% of 42%, dan betaalt u per saldo dus meer belasting en is het nog maar de vraag of dit opweegt tegen de genoemde voordelen. Anderzijds rekent u meestal pas af over de oudedagsreserve als u 65 jaar bent geweest. U heeft dan het voordeel dat u over de eerste € 33.589,- (2015) inkomen circa 18% minder belasting betaalt.

Hoeveel toevoegen (doteren)?

De dotatie aan de oudedagreserve bedraagt ten hoogste het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen aan het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat. Let op. Als het bedrag van de oudedagsreserve hoger is dan het ondernemingsvermogen en er is sprake van één van de volgende situaties, dan valt het gedeelte wat boven het eigen vermogen uitkomt vrij. Hierover moet u vervolgens belasting betalen.

  • U staakt de onderneming geheel of gedeeltelijk.
  • U heeft op 1 januari van het kalenderjaar de AOW-leeftijd bereikt.
  • U voldoet dit kalenderjaar en het vorige kalenderjaar niet aan het urencriterium.

Tip 1. Als de oudedagreserve boven het eigen vermogen dreigt uit te komen, doe dan een privéstorting. Hiermee verhoogt u het eigen vermogen, waardoor vrijval van de oudedagreserve voorkomen wordt. Omdat hierdoor uw privévermogen afneemt, kan het zijn dat dit ook gunstig voor u uitpakt voor wat de vermogensrendementsheffing (box 3) betreft. Tip 2. Reserveer de oudedagsreserve op een aparte bankrekening.

Investeringsaftrek binnen een Vof, wat is dan uw deel?

Heeft u een Vof of maatschap en past u de KIA toe, dan worden voor de bepaling van de aftrek de investeringen bij elkaar opgeteld. Maar hoe bepaalt u vervolgens de hoogte van de investeringsaftrek per vennoot, maat of firmant?

Hoe berekend? Bij een samenwerkingsverband, zoals een Vof of maatschap, dienen de investeringen van het gehele samenwerkingsverband bij elkaar geteld te worden. De aftrek wordt berekend over het totale geïnvesteerde bedrag.

Maar hoeveel aftrek per vennoot?

Normaliter dient u uit te gaan van uw aandeel in de winst. Een voorbeeld verduidelijkt dit.

U heeft een Vof met drie vennoten. In totaal wordt er in 2015 voor € 100.000,- aan investeringen gedaan. De Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek bedraagt in totaal € 15.609,-. Uw aandeel in de winst is 25%. U heeft dan recht op € 3.902,- (25% van € 15.609,-).

Dat kan voordeliger? Voor de toepassing van de investeringsaftrek kunt u ook kiezen voor een andere verdeling. Dit kan voordeliger voor u zijn als het percentage van de te hanteren verdeling hoger uitvalt dan het percentage van uw aandeel in de winst. Er gelden wel de volgende voorwaarden:

  • alle vennoten hanteren hetzelfde verdelings-criterium;
  • de verdeling vindt plaats op redelijke basis, zoals op basis van:
    • de kapitaalsverhouding;
    • de aandelen in de stille reserves;
    • de aandelen in de winst of gelijke delen;
  • de verdeling vindt toepassing op alle vormen van investeringsaftrek met uitzondering van de filminvesteringsaftrek (filmbeleggingen);
  • de verdeling vindt toepassing op alle vennootschappelijke investeringen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;
  • bij de berekening van de desinvesterings-bijtelling mag niet van een andere verdeling worden uitgegaan dan destijds bij de investeringsaftrek is gehanteerd; en
  • een gezamenlijk, ondertekend verzoek waarin de keuze van de verdeelsleutel is opgenomen en men akkoord gaat met de voorwaarden voordat de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing van een van de deelnemers aan het samenwerkingsverband onherroepelijk vaststaat.

Nóg een andere optie

Om de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek optimaal te benutten, kan het voor u interessant zijn om vanuit uw buitenvennootschappelijk vermogen te investeren en het bedrijfsmiddel ter beschikking te stellen aan de onderneming.

Investering door vennootschap
Investering KIA 2015
Vennootschap € 200.000,- € 8.293,-
€ 15.609,- – 7,56% * (€ 200.000,- – € 103.231,-) = € 8.293,-Per vennoot bedraagt de KIA € 4.146,- (€ 8.293,- / 2).
Investering in buitenvennootschappelijk vermogen:
Investering KIA 2015
Vennoot A € 100.000,- € 15.609,-
Vennoot B € 100.000,- € 15.609,-
Per vennoot bedraagt de KIA € 15.609,-

Let op. Over bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk (70% of meer) zijn bestemd om ter beschikking te worden gesteld aan derden, kan geen KIA worden geclaimd. Zorg dus dat degene die de buitenvennootschappelijke investering doet een winstbelang heeft van ten minste 30%. Tip. Doorgaans verzorgt één adviseur de belangen voor alle vennoten van de Vof. Let er bij grotere investeringen wel op dat hij aandacht aan de investeringsaftrek besteedt en de meest voordelige keuze maakt.

Oudedagsvoorziening voor oudere ondernemers

Nederland is aan het vergrijzen. Er komen steeds meer ouderen, dus ook oudere ondernemers. Daarbij starten veel ex-werknemers na hun 55e nog een onderneming. Hoe kan deze groep nog voor een oudedagsvoorziening zorgen?

Het ondernemerschap lonkt. Er wordt van ons verwacht dat we langer doorwerken. Tegelijkertijd liggen de banen niet bepaald voor het oprapen, zeker niet voor ouderen en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten. Hierdoor worden steeds meer mensen nog op latere leeftijd ondernemer. Als u tot deze groep nieuwe, oudere ondernemers behoort, zult u zich ongetwijfeld afvragen hoe het nu met uw oudedagsvoorziening moet.

Wat is er al opgebouwd?

Pensioen. Als u voorheen in loondienst werkte, heeft u waarschijnlijk al (wat) pensioen opgebouwd. Het is belangrijk dat u zich realiseert dat het pensioen dat u straks ontvangt, vies kan tegenvallen. Dit komt door de slechte rendementen van de laatste jaren, maar ook door het ‘missen’ van tien tot vijftien jaar opbouw aan het einde van de rit.

Lijfrentes. Mogelijk heeft u in het verleden al wat kapitaal opgebouwd in de vorm van lijfrentes of banksparen. Ook dit hoort tot de oudedagsvoorzieningen.

AOW. Wat rest is de AOW. Dit is weliswaar een oudedagsvoorziening op minimumniveau, maar vormt voor veel ouderen het overgrote deel van de oudedagsvoorziening.

Tekort aanvullen

Bijsparen. Het vergt geen hogere wiskunde om vast te stellen dat u als nieuwe ondernemer straks te maken krijgt met een aanzienlijk tekort in uw oudedagsvoorziening. Er zal dus moeten worden bijgespaard, maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Eigen woning? Mogelijk is er sprake van overwaarde op uw eigen woning. Als de woonlasten laag zijn, is er minder nodig voor een (aanvullende) oudedagsvoorziening. Een andere optie is het opeten van het eigen huis. Hier kunt u rekening mee houden door zoveel mogelijk op de hypotheek af te lossen.

Lijfrentes. U kunt ook bijsparen in de vorm van een echte lijfrente of in de vorm van een bancaire lijfrente. De premie is tot een bepaald maximumbedrag aftrekbaar. Als er in het verleden te weinig is opgebouwd, kan hiervoor extra aftrek worden verkregen. Let op. De aftrek nu heeft echter tot gevolg dat de uitkering straks belast is. Tip. U kunt uiteraard ook simpelweg zelf iedere maand een vast bedrag opzij zetten. Dan betaalt u geen provisies of verzekeringskosten.

Als u het geld niet kunt missen. Waarschijnlijk kan het geld echter in de onderneming niet worden gemist en bovendien zijn de rendementen niet bepaald geweldig. Een mogelijkheid om te sparen voor de oudedag en het geld toch in de onderneming te houden, is het opbouwen van een (fiscale) oudedagsreserve.

(Fiscale) oudedagsreserve

Voorwaarden. Om een oudedagsreserve te kunnen vormen, moet u voldoen aan het urencriterium en bovendien over voldoende ondernemingsvermogen beschikken. Er mag jaarlijks een bepaald percentage van de winst gereserveerd worden. Let op. Een oudedagsreserve is geen pensioenvoorziening. Ooit moet er of belasting worden betaald over de oudedagsreserve of een (bancaire) lijfrente worden aangekocht.

Kwijtscheldingswinst, fiscaal vrijgesteld?

Stel, het gaat slecht met het bedrijf van een van uw afnemers. U wilt hem tegemoet komen door uw vordering op hem prijs te geven. Dit zakelijke verlies is voor u aftrekbaar. Maar hoe zit het fiscaal aan de kant van uw afnemer?

Wat is kwijtscheldingswinst?

Betaling schuld. Het spreekt voor zich dat iemand die een schuld heeft aan een ander, bijvoorbeeld een geldlening of in verband met geleverde goederen of diensten, deze moet voldoen. Van het betalen van een schuld wordt men niet rijker of armer. Het saldo op de bankrekening wordt lager, of misschien zelfs negatief, maar tegelijkertijd verdwijnt de schuld van de balans.

Kwijtschelding schuld. Dit ligt anders als een schuld verdwijnt doordat de schuldeiser deze schuld kwijtscheldt. De schuld gaat teniet zonder dat de bankrekening van de schuldenaar daardoor slinkt. De schuldenaar wordt dan wel ‘rijker’.

Is deze winst belast?

Ruim winstbegrip. In principe hoort alles wat ook maar iets met uw bedrijf te maken heeft, tot uw winst. In de wet staat het als volgt: ‘Winst uit een onderneming (winst) is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming.’ Het is duidelijk dat (ook) kwijtscheldingswinst onder deze ruime definitie valt en dus hoort tot de winst uit onderneming.

Kwijtscheldingsvrijstelling. Bij kwijtscheldingswinst gaat het echter om ondernemers die het al moeilijk genoeg hebben. Vandaar dat in de wet de kwijtscheldingsvrijstelling is opgenomen. Dit is een vrijstelling voor winst die ontstaat als een schuldeiser afziet van het innen van een schuld die de schuldenaar bij hem heeft.

Voorwaarden. Daarbij moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

  • de schuld mag niet voor verwezenlijking vatbaar zijn. Dit wil zeggen: de schuldenaar kan de schuld écht niet terugbetalen. Dit geldt ook bij een (dreigend) faillissement;
  • van de winst die is behaald door kwijtschelding, is alleen het deel vrijgesteld dat hoger is dan de te verrekenen verliezen uit werk en woning van voorgaande jaren en het verlies uit werk en woning over het lopende jaar. Let op. Verliezen in de jaren die volgen op het jaar van de kwijtschelding, verkleinen het vrijgestelde bedrag niet.

In het verleden heeft de rechter beslist dat in het geval van een goed renderend bedrijf de kwijtscheldingsvrijstelling niet van toepassing is. Op zich is dit logisch, want in de wet staat duidelijk dat de vordering niet voor verwezenlijking vatbaar mag zijn. Ook bij tijdelijke (liquiditeits-)problemen is de vrijstelling niet van toepassing.

Praktijkvoorbeeld

Verlies aftrekbaar. U heeft een vordering van € 25.000,- op uw afnemer. Uw afnemer kan deze definitief niet terugbetalen, u besluit de schuld kwijt te schelden. Het verlies is bij u aftrekbaar.

Bij uw afnemer. Uw afnemer heeft hierdoor een voordeel: de kwijtscheldingswinst die hoort tot zijn winst uit onderneming. Als hij geen verlies uit werk en woning heeft uit het verleden of uit dit jaar, dan is het hele bedrag van de kwijtschelding vrijgesteld. Let op.Als uw afnemer echter bijvoorbeeld nog € 11.000,- aan verliezen heeft staan, moet de kwijtscheldingswinst eerst worden verrekend met die verliezen. De rest van de kwijtscheldingswinst (€ 14.000,-) is dan wel vrijgesteld.


Wilhelminalaan 1, 1441 EK Purmerend
Tel: 0299-767002 / E-mail: info@partnersinadministraties.nl