“…Doet u waar u goed in bent en laat de rest aan ons over…”

Ondernemer betaalt salderingsregeling zonnepanelen

MKB de klos. Bezitters van zonnepanelen kunnen voorlopig nog alle door hen opgewekte energie verrekenen met de door hen verbruikte energie. De voorgestelde wijziging hiervan is niet geaccepteerd door de Eerste Kamer. Omdat bezuinigen het kabinet niet bepaald makkelijk af gaat, moet de rekening op anderen verhaald worden. Uit de Voorjaarsnota blijkt dat MKB-ondernemers waarvan de winst belast wordt in de inkomstenbelasting en de hogere inkomens, de klos zijn. Maar hoe?

MKB-winstvrijstelling verminderd. Volgens de Voorjaarsnota wordt vanaf 2025 de MKB-winstvrijstelling verminderd van thans 13,31% naar 12,03%. Dit betekent zo’n 10% minder aftrek (13,31 versus 12,03), waardoor u meer belasting over uw winst betaalt. Valt een deel van uw inkomen in de hoogste tariefschijf van box 1, dan bent u dubbel de klos. Voorgesteld is namelijk ook dat het begin van de hoogste tariefschijf met € 557 verlaagd wordt. U betaalt dus eerder het hoge tarief van 49,5%. Door de verlaging van de MKB-winstvrijstelling wordt de BV weer iets aantrekkelijker.

MKB’ers waarvan de winst in de inkomstenbelasting valt en hogere inkomens, draaien op voor de in stand gehouden salderingsregeling voor zonnepanelen.

Kunst schenken of nalaten, wat moet u daarvan weten?

Vrijstelling in box 3. Voor particulier kunstbezit geldt er in box 3 een vrijstelling, tenzij er sprake is van beleggen in kunst.

Afscheid nemen. Heeft u eenmaal een kunstcollectie opgebouwd, dan komt onvermijdelijk ook het moment dat u afscheid moet nemen van uw collectie, bij leven of uiterlijk op het moment van overlijden. Waarschijnlijk is schenken of nalaten aan bijv. kinderen uw eerste gedachte, maar schenken of nalaten aan de overheid of een museum is ook een mogelijkheid. Tip.  In veel gevallen kunt u met een schenking aan de overheid of een museum een aanzienlijk belastingvoordeel krijgen. Ook als u kunstwerken verkrijgt uit een nalatenschap, kan het fiscaal voordelig zijn om (een deel van) de collectie over te doen aan de overheid om de erfbelasting te betalen. Hoe gaat dat dan in zijn werk?

Wat is er zoal mogelijk?

Verschillende regelingen. Kunst schenken kan om niet, om belastingvoordeel te krijgen of om een deel van de erfbelasting mee te betalen. Tip.  Het kan zijn dat u vooral schenkt uit ideële motieven, maar het is dus wel degelijk mogelijk om hiermee (ook) een fiscaal voordeel te behalen. Het is aan u (of aan uw erfgenamen) om te kiezen voor de vorm die het beste past of die het meeste (fiscaal) voordeel oplevert. U zult dan in ieder geval een taxateur moeten inschakelen om de waarde van de kunstwerken vast te stellen.

Openbaar kunstbezit. Met een schenking aan een culturele ANBI (algemeen nut beogende instelling) of via de successieregeling maakt u gebruik van de fiscale regels die er zijn om het openbaar kunstbezit in Nederland te bevorderen. U bent hiermee in goed gezelschap, veel Nederlandse musea danken hun bestaan of een belangrijk deel van hun collectie aan schenkingen of nalatenschappen.

Schenken om niet

Geen tegenprestatie. U kunt schenken om niet. Dit betekent dat u zonder een tegenprestatie een schenking doet. Schenken om niet kan bij leven of bij overlijden. Let op.  Als u een schenking om niet in de vorm van een erfstelling of een legaat wilt doen, is het verstandig om dit met uw erfgenamen te bespreken.

Schenken vanwege belastingvoordeel

Fiscaal voordeel. Het is mogelijk om via een schenking belastingvoordeel te krijgen. Hieraan zijn voorwaarden verbonden.

ANBI. Zo moet u schenken aan een instelling die als ANBI aangemerkt is. Er zijn gewone en culturele ANBI’s. Publiekrechtelijke lichamen, zoals de staat, zijn gewone ANBI’s. Veel musea en culturele instellingen hebben de culturele ANBI-status.

Aftrekbare gift. Uw schenkingen aan een ANBI kunt u aftrekken bij uw aangifte inkomstenbelasting. Tip.  Schenken aan een culturele ANBI levert meer belastingvoordeel op. Via de ANBI-zoeker van de Belastingdienst kunt u nagaan of een organisatie een ANBI is.

Erfbelasting betalen met kunst

Kwijtscheldingsregeling. U (of uw erfgenamen) kunnen er ook voor kiezen om te schenken via de kwijtscheldingsregeling in de Successiewet 1956. In dat geval wordt een deel van de erfbelasting niet betaald met geld, maar met een kunstwerk. U staat het werk af aan de staat en het wordt vervolgens tentoongesteld bij een museum.

Welk bedrag? Het bedrag dat wordt verrekend met de erfbelasting bedraagt 120% van de getaxeerde waarde van het kunstwerk. In principe moet u zelf zorgen voor een taxatie. Daarvoor kunt u terecht bij de Federatie van Taxateurs Makelaars Veilinghouders in Roerende Zaken (Federatie TMV).

Niet ieder kunstwerk    Het kunstwerk moet voldoen aan de eisen van onvervangbaarheid en onmisbaarheid en een museum moet hebben aangegeven er belangstelling voor te hebben. Beoordeling. De Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen beoordeelt de aanvragen en adviseert de minister van Financiën over toepassing van de kwijtscheldingsregeling.

Aan wie kunt u schenken of nalaten?

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. U kunt kunst schenken of nalaten aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), dus aan de staat. De RCE beheert een grote kunstcollectie en doet er alles aan om de werken zo veel mogelijk zichtbaar te maken door deze uit te lenen. De RCE bepaalt zelf of het een schenking of een nalatenschap aanvaardt.

ANBI-status. De RCE is een normale ANBI, geen culturele, en u bent zelf verantwoordelijk voor afhandeling van de schenking bij de Belastingdienst. De RCE gebruikt het standaard schenkingsformulier van de Belastingdienst. Om een en ander goed af te wikkelen, kunt u een notaris of belastingadviseur inschakelen.

Voormalige rijksmusea. Alle zogenaamde ‘voormalige rijksmusea’ mogen schenkingen en nalatenschappen namens de staat aanvaarden. Een kunstwerk dat u op deze manier schenkt, wordt onderdeel van de rijkscollectie. Het museum beslist zelf welke kunstwerken het als schenking wil aanvaarden. Bij het museum in kwestie kunt u informatie opvragen over de procedure rondom de schenking van uw kunstwerk en de voorwaarden die het museum stelt.

Culturele ANBI. Veel musea zijn culturele ANBI’s. Bij een schenking aan een culturele ANBI geldt een hogere giftenaftrek. Dit kunt u betrekken bij de vraag aan wie u wilt schenken.

Andere overheden en musea. U kunt ook schenken aan andere overheden, zoals gemeenten en provincies of aan musea die geen rijksmuseum zijn. Let op.  Een museum dat een onzelfstandig deel van bijv. een gemeente is, is geen culturele ANBI. In dat geval geldt er dus geen verhoogde giftenaftrek. Tip.  Neem tijdig contact op met de betreffende overheid of het betreffende museum om informatie op te vragen.

Hoe pakt dit uit voor de erfbelasting?

U kunt kwijtschelding van de verschuldigde erfbelasting en belastingrente krijgen tot een bedrag van maximaal de waarde van het kunstvoorwerp, vermeerderd met 20%. Let op.  U kunt nooit meer kwijtschelding krijgen dan u moet betalen aan erfbelasting en belastingrente.

Voorbeeld 1. Stel, u moet € 10.000 betalen aan erfbelasting en belastingrente. U draagt een kunstvoorwerp over aan het rijk met een waarde van € 10.000. U kunt nu voor maximaal € 12.000 kwijtschelding krijgen, maar nooit meer dan dat u aan erfbelasting en belastingrente verschuldigd bent. U krijgt voor € 10.000 kwijtschelding.

Voorbeeld 2. Stel, u moet € 60.000 betalen aan erfbelasting en belastingrente. U draagt een kunstvoorwerp met een waarde van € 50.000 over aan het rijk. U krijgt dan voor € 60.000 kwijtschelding.

Giftenaftrek in de inkomstenbelasting

Als u kunst wilt schenken aan een gewone ANBI of een culturele ANBI, kunt u gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting. Ook hier is het van belang enig rekenwerk te doen, omdat ook de giftenaftrek aan maxima is gebonden.

Eenmalige gift. Voor de giftenaftrek geldt een drempel van 1% van het verzamelinkomen (ten minste € 60) en een maximum van 10% van het verzamelinkomen. Over de eerste € 5.000 van de schenking geldt een verhoging van 25% als u schenkt aan een ANBI. Als uw inkomen deels belast wordt in de hoogste schijf van 49,55%, bedraagt het effectieve voordeel 36,97%.

Voorbeeld.   Uw verzamelinkomen bedraagt € 150.000, dit levert u een effectief percentage van 36,97% aan giftenaftrek op. De drempel is € 1.500 en het plafond € 15.000. U schenkt in 2024 een beeld met een waarde van € 50.000 aan een museum. De giftenaftrek bedraagt € 15.000 (plafond) + € 1.250 (5.000 x 25% verhogingsfactor) -/- de drempel van € 1.500 = € 14.750. Het effectieve belastingvoordeel bedraagt € 5.453.

Met welk doel u ook kunstwerken schenkt, u verrijkt er altijd het openbaar kunstbezit mee. Een bijkomend voordeel is dat u hiermee ook een fiscaal voordeel kunt behalen. Een schenking van een kunstwerk kan daardoor ook een rol spelen bij overdracht naar de volgende generatie of bij uw vermogensplanning.

Vordering op onverdeelde nalatenschap in box 3 opgeven

Peildatum 1 januari. Voor de belastingheffing in box 3 is de hoogte van uw vermogen op 1 januari bepalend. Doet u aangifte inkomstenbelasting 2023, dan is dat dus de stand per 1 januari 2023.

Box 3-vermogen. Tot dat box 3-vermogen behoren onder andere uw spaartegoeden, uw beleggingen, een eventuele tweede woning alsmede eventuele vorderingen ter zake van bijv. door u uitgeleend geld aan derden (behalve als dit aan uw eigen BV is uitgeleend). Let op.  Ook vorderingen op een nog onverdeelde nalatenschap behoren tot het box 3-vermogen. Ook als u nog niets ontvangen heeft, moet u toch uw aandeel in de nalatenschap opgeven in uw aangifte inkomstenbelasting.

Belastingheffing in box 3

Forfaitair rendement. In box 3 vindt belastingheffing plaats over een verondersteld rendement dat u van dat vermogen geniet. Let op.  Niet het werkelijke rendement wordt belast, maar een forfaitair bepaald rendement. Alhoewel de Hoge Raad in 2021 al heeft bepaald dat er zo veel mogelijk moet worden aangesloten bij het werkelijk behaalde rendement, zal stelselwijziging vooralsnog niet eerder dan 2027 mogelijk zijn.

Overbruggingswet. Tot die tijd geldt er een overbruggingswet. Deze wet schrijft voor dat banktegoeden een forfaitair rendement kennen van 0,92%. Maar beleggingen en andere bezittingen worden geacht maar liefst 6,17% te renderen. Schulden daarentegen komen in aftrek tegen een rendement van 2,46%.

Vordering op nalatenschap

Heeft u per 1 januari nu een vordering op een onverdeelde nalatenschap, dan moet u deze in uw box 3 aangeven en wel onderverdeeld naar elk soort bezitting. Dus verdeeld over de categorie banktegoeden (die relatief laag belast worden), maar ook over de categorie beleggingen (waartoe bijv. het woonhuis van de overledene behoort) en waar belasting wordt geheven over een verondersteld rendement van maar liefst 6,17%. Let daar goed op in uw aangifte.

Executeur. De executeur van een nalatenschap is belast met de afwikkeling daarvan. Op deze persoon rust de plicht om alle erfgenamen van de benodigde informatie te voorzien. Daartoe behoort dus ook een (voorlopig) overzicht van de toestand van de nalatenschap per de peildatum van 1 januari 2023 onderverdeeld naar de diverse vermogenscategorieën.

Legatarissen. Legatarissen hebben veelal ‘slechts’ een vordering in geld op de nalatenschap. Deze vordering zal in de categorie beleggingen moeten worden opgegeven. Maar bent u als legataris gerechtigd tot een bepaald percentage van de gehele nalatenschap, dan geldt ook voor u de onderverdeling per categorie.

Bezwaar aantekenen?

Zoals bekend, is de Hoge Raad van mening dat het huidige stelsel van heffing in box 3 tot ongewenste resultaten leidt als de heffing te zeer afwijkt van het werkelijke rendement. Als tot uw vordering op de nalatenschap bijv. een aandeel in de nog niet verkochte woning van de overledene behoort, dan is het goed denkbaar dat het forfaitaire rendement van 6,17% waarover u belasting bent verschuldigd, mogelijk aan de hoge kant is. Bekijk daarom kritisch de definitieve aanslag over uw ingediende aangifte inkomstenbelasting. Maak pro forma bezwaar als er in deze aanslag box 3-heffing zit.

Vorderingen op een onverdeelde nalatenschap moet u in uw aangifte inkomstenbelasting opnemen en wel verdeeld over de verschillende vermogenscategorieën van box 3. Bent u executeur, dan bent u verplicht om de erfgenamen hierover tijdig van de nodige informatie te voorzien.

Administratie bewaren en dan dus ook echt (bijna) alles

Administratie- en bewaarplicht. Als ondernemer bent u wettelijk verplicht om een deugdelijke administratie te voeren en deze (inclusief de onderliggende gegevens) bewaren. De Belastingdienst is erg geïnteresseerd in het reilen en zeilen van uw bedrijf en dus ook in uw administratie. Daarover is in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dan ook het een en ander over geregeld. Artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt dat u van uw vermogenstoestand en van alles betreffende uw bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, een administratie moet voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze moet bewaren, dat te allen tijde uw rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Let op.  Dit lijkt (en is) een ruime administratie- en bewaarplicht en dat is ook precies de bedoeling! Het komt erop neer dat alles wat in de verste verte met uw bedrijf te maken heeft, tot uw administratie behoort en dus ook onder de bewaarplicht valt.

Vastleggen en bewaren, maar hoe?

Ten minste zeven jaar. U moet de stukken en gegevensdragers ten minste zeven jaar bewaren. Bewaren mag (meestal) ook elektronisch als de digitale versie de juiste en volledige weergave van de gegevens bevat en deze gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.

Controle. De administratie moet zodanig zijn ingericht en worden gevoerd en de gegevensdragers moeten zo worden bewaard dat controle daarvan binnen een redelijke termijn mogelijk is. U moet hieraan medewerking verlenen en inzicht geven in de opzet en de werking van de administratie. Let op.  Als u zakelijke afspraken noteert in uw privéagenda, maakt deze deel uit van uw van de administratie en valt deze onder de wettelijke bewaarplicht. Tip.  Houd uw privéagenda en uw zakelijke agenda strikt gescheiden. Dan kan de inspecteur (meestal) geen inzage van uw privéagenda eisen.

Uit de praktijk

Privéagenda’s. Jan drijft een belastingadvieskantoor in de vorm van een eenmanszaak. Tijdens een boekenonderzoek verklaart hij dat er ook zakelijke aangelegenheden in zijn privéagenda staan (stonden). De inspecteur verzoekt Jan daarom zijn privéagenda’s over 2012 tot en met 2015 ter inzage te verstrekken en legt een zogeheten ‘informatiebeschikking op. Jan zegt niet meer te beschikken over deze privéagenda’s.

Uitspraak Hoge Raad. De zaak komt (uiteindelijk) terecht bij de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2024:528) . Volgens de Hoge Raad behoren de privéagenda’s tot de administratie van de belastingadviseur. Jan had deze agenda’s dus zeven jaar moeten bewaren. Het ontbreken van de stukken komt kennelijk niet door overmacht.

Informatiebeschikking terecht afgegeven. Dit betekent volgens de Hoge Raad dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven. Daaraan doet niet af dat de belastingadviseur niet meer beschikt over de agenda’s. Let op.  Het niet (kunnen) voldoen aan een informatieverzoek kan vergaande gevolgen hebben, waaronder omkering van de bewijslast. U moet dan bewijzen of en in hoeverre een opgelegde aanslag onjuist is.

De administratie- en bewaarplicht gaat heel ver. Het niet voldoen hieraan kan onder andere leiden tot een informatiebeschikking en daardoor tot omkering van de bewijslast. Houd uw privéagenda en uw zakelijke agenda strikt gescheiden. Dan kan de inspecteur (meestal) geen inzage van uw privéagenda eisen.

Korting wegenbelasting elektrische auto wordt afgebouwd

Elektrische auto’s worden wat minder populair. Omdat de beoogde milieudoelstellingen niet gehaald dreigen te worden, is aangekondigd dat de voorgenomen korting op de motorrijtuigen- of wegenbelasting langzamer wordt afgebouwd. Wat betekent dit?

Korting mrb

Voor volledig elektrische auto’s hoeft er in 2024 nog geen wegenbelasting te worden betaald. Oorspronkelijk zou per 2025 een korting worden ingevoerd van 75%, zodat 25% van het normale bedrag aan wegenbelasting betaald zou moeten worden. Vanaf 2026 zou de korting vervallen en zou ook voor elektrische auto’s het normale tarief aan wegenbelasting gaan gelden. Voor plug-inhybrideauto’s, ook wel stekkerauto’s genoemd, geldt nu nog een korting op de wegenbelasting van 50%. Deze zou volgend jaar worden verlaagd naar 25% en per 2026 worden afgeschaft. Ook deze plannen zijn aangepast.

Wijzigingsvoorstellen. In de Voorjaarsnota is een aantal plannen gelanceerd om de korting op de wegenbelasting voor elektrische personenauto’s en plug-inhybridepersonenauto’s aan te passen. Deze pakken voordelig uit voor bezitters van een volledig elektrische personenauto en nadelig voor bezitters van een plug-inhybridepersonenauto. Voor volledig elektrische personenauto’s wordt namelijk voorgesteld om de korting in 2025 nog te handhaven. Pas per 2026 zou de korting verminderd worden naar 40%. Per 2029 wordt de korting volgens de voorstellen verder verlaagd naar 35% en per 2030 naar 30%, terwijl de korting per 2031 helemaal verdwijnt. Voor bezitters van een plug-inhybridepersonenauto gaat de korting volgend jaar (2025) echter al helemaal verdwijnen. Daarnaast gaat voor deze auto’s per 2027 de bpm fors omhoog, naar aanleiding van een nieuwe Europese testmethode voor CO2 -uitstoot. De bpm betaalt u bij aanschaf van een nieuwe auto.

Elektrische bestelauto’s de klos. Helaas profiteren ook elektrische bestelauto’s niet van de maatregel. Voor elektrische auto’s en hybridebestelauto’s wordt de korting op de mrb per 2026 namelijk afgeschaft. In 2025 profiteert u nog wel van de vrijstelling van mrb. Afhankelijk van het gewicht van de bestelauto gaat dit u al snel zo’n € 800 tot € 1.000 extra aan mrb kosten.

Wat kunt u hiermee?

Of u al dan niet een volledig elektrische personenauto gaat rijden, dan wel een hybride of plug-inhybride, hangt uiteraard niet alleen af van de te betalen wegenbelasting. Wel is dit iets om terdege rekening mee te houden. De korting in de wegenbelasting hangt namelijk samen met het extra gewicht van elektrische auto’s en plug-inhybrideauto’s vanwege het zware accupakket waarmee deze auto’s worden aangedreven.

Betekenis? Het op den duur afschaffen van de korting betekent dus dat deze personenauto’s duurder worden in de wegenbelasting ten opzichte van een vergelijkbare auto die niet elektrisch rijdt. Naast de wegenbelasting is al eerder beslist dat ook de bijtelling voor elektrische auto’s van de zaak de komende jaren verder gaat stijgen. Tip.  Overweegt u dus om een elektrische of plug-inhybridepersonenauto te gaan rijden, deze in te ruilen voor een andere, al dan niet elektrische of plug-inhybride of een dergelijke auto van de zaak naar privé te halen, neem de hiervoor genoemde wijzigingsvoorstellen dan mee in uw kostenplaatje. Overigens moeten alle voorstellen nog door het parlement worden goedgekeurd.

Houd er rekening mee dat de wegenbelasting die u betaalt voor een 100% elektrische personenauto, de komende jaren minder snel wordt afgebouwd. Voor plug-inhybridepersonenauto’s verdwijnt de korting echter al per 2025. Voor elektrische auto’s en hybridebestelauto’s wordt de korting op de mrb helaas per 2026 afgeschaft.

Vanaf wanneer moet u aangifte inkomstenbelasting doen?

Aangiftebrief ontvangen

Als u van de Belastingdienst een brief heeft ontvangen dat u aangifte inkomstenbelasting (IB) moet doen, dan bent u altijd verplicht om aangifte te doen. Dit ongeacht of u geld terugkrijgt of moet betalen. Als u voor het jaar 2023 zo’n brief heeft gehad en geen uitstel heeft aangevraagd voor het doen van aangifte, dan moest u voor 1 mei 2024 aangifte doen. Tip.  Weet u niet zeker of u zo’n brief heeft ontvangen, dan kunt u inloggen op Mijn Belastingdienst. Als u op inkomstenbelasting 2023 klikt ziet u bij Berichten terug of u deze aangiftebrief heeft ontvangen.

Geen aangiftebrief ontvangen. Maar ook als u geen aangiftebrief heeft ontvangen en u weet dat u wel aangifte zou moeten doen, kan het zijn dat u verplicht bent om aangifte te doen, bijv. omdat u meerdere banen had of omdat uw vermogen op 1 januari 2023 meer bedraagt dan het heffingsvrij vermogen (€ 57.000 zonder fiscale partner en € 114.000 met fiscale partner). Indien de te betalen belasting meer dan € 51 (aanslaggrens 2023) bedraagt, bent u verplicht om aangifte te doen. Let op 1.  U dient zelf te controleren of u aangifte moet doen. Dit kunt u doen door op Mijn Belastingdienst de aangifte in te vullen. Bedraagt de te betalen belasting meer dan € 51, dan moet u de aangifte voor 14 juli 2024 verzenden. Let op 2.  Als u niet of niet tijdig aangifte doet, dan kunt u een verzuimboete krijgen van € 385. Deze boete kan oplopen tot € 5.514 als u vaker verzuimt.

Inkomensafhankelijke regelingen. Heeft u recht op inkomensafhankelijke regelingen, zoals toeslagen en bedraagt uw vermogen op 1 januari meer dan € 33.748 (met fiscale partner € 67.496), dan bent u altijd verplicht om aangifte te doen. Let op.  Dus ook als geen aangiftebrief heeft ontvangen en ook als het te betalen bedrag € 51 of minder is of het te ontvangen belastingbedrag € 16 (teruggaafgrens 2023) of minder is.

En als u geld terug moet krijgen?

Heeft u geen aangiftebrief ontvangen en heeft u aftrekposten, zoals ziektekosten, alimentatie of giften, dan kan het zijn dat u belasting terug kunt krijgen. Ook hier geldt dat u dit zelf moet controleren door de aangifte in te vullen op Mijn Belastingdienst. Bedraagt de uitkomst meer dan € 16, dan kunt u de aangifte verzenden. Tip 1.  U kunt tot vijf jaar na afloop van een jaar aangifte doen en op die manier belasting terugvragen. Zo kunt u in 2024 nog aangifte doen over het jaar 2019. Tip 2.  Heeft u een fiscale partner (meer dan zes maanden) die geboren is voor 1963 en die in 2023 geen of weinig inkomen had en bent u zelf in 2023 genoeg belasting verschuldigd, dan kan uw partner recht hebben op de uitbetaling algemene heffingskorting (2023: maximaal € 3.070). Om deze uitbetaald te krijgen, dient uw fiscale partner zelf aangifte inkomstenbelasting 2023 te doen.

Vanaf welke leeftijd?

Voor het doen van de aangifte IB bestaat geen leeftijdgrens. Er kan aangifte gedaan worden zodra er inkomsten zijn. Zo kunnen bijv. uw kinderen al vanaf hun 15 jaar inkomsten hebben omdat ze een bijbaantje hebben, stage lopen of vakantiewerk doen. Aangifte doen is dan niet verplicht, maar het kan wel lonen om toch aangifte te doen. Zo is vaak het bedrag aan heffingskortingen waar ze recht op hebben, groter dan het bedrag dat aan belasting is betaald.

Voor het doen van de aangifte IB bestaat geen leeftijdgrens. Zo kunnen bijv. uw kinderen al vanaf hun 15 jaar inkomsten hebben omdat ze een bijbaantje hebben, stage lopen of vakantiewerk doen. Aangifte doen is dan niet verplicht, maar het kan wel lonen om toch aangifte te doen door terug te ontvangen loonheffingskortingen.

Student en scholier tijdens vakanties meer nettoloon, u minder loonheffingen

Studenten- en scholierenregeling

Als u de scholieren- en studentenregeling toepast, gaat u uit van een loontijdvak van een kalenderkwartaal in plaats van het werkelijke loontijdvak. U maakt dan gebruik van de kwartaaltabel. Omdat hier meer loonheffingskorting in is verwerkt, hoeft u waarschijnlijk geen of weinig loonheffing in te houden. Ook voor de berekening van de premies werknemersverzekeringen en de bijdrage Zorgverzekeringswet geldt het kalenderkwartaal als loontijdvak waarvoor u de kwartaaltabel gebruikt.

Voor wie geldt de regeling? Dat zit zo …

  1. U mag voor scholieren voor wie bij het begin van het kalenderkwartaal recht bestaat op kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet, de regeling toepassen.
  2. Daarnaast mag u de regeling ook toepassen bij studenten en scholieren die bij het begin van een kalenderkwartaal recht hebben op een gift of prestatiebeurs volgens de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) of op een tegemoetkoming in de studiekosten volgens de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS).
  3. Ook geldt de regeling voor buitenlandse studenten en scholieren uit een ander land van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, Zwitserland of Liechtenstein, die beschikken over een International Student Identity Card (ISIC) Deze kaart kunnen ze aanvragen via: https://www.isic.nl

Opmerking. Voor de studenten en scholieren genoemd bij punt 1 en punt 2 van de hiervoor genoemde opsomming kunt u de studenten- en scholierenregeling alleen toepassen als degene voldoet aan de voorwaarden.

Voorbeeld 1. Een scholier treedt op 1 mei bij u in dienst. Het begin van het kalenderkwartaal is dan 1 april. Hij kan de regeling dus alleen laten toepassen als zijn ouders/verzorgers op 1 april recht hadden op kinderbijslag.

Voorbeeld 2. Een student treedt op 1 augustus bij u in dienst. Het begin van het kalenderkwartaal is dan 1 juli. Hij kan de regeling dus alleen laten toepassen als hij op 1 juli recht had op een gift of prestatiebeurs volgens de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de studiekosten volgens de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Wat is het voordeel?

Als u de scholieren- en studentenregeling toepast, hoeft u geen of weinig loonheffing in te houden. De student of scholier krijgt zo netto meer uitbetaald omdat de loonheffingskorting waar hij recht op heeft, in zijn geheel wordt verrekend met zijn loon. Hij hoeft hiervoor dan ook geen aangifte inkomstenbelasting meer te doen. Let op.  Wil de student of scholier stoppen met de regeling, dan is dit alleen mogelijk met ingang van het eerstvolgende kalenderkwartaal. Hiervoor moet hij weer het formulier invullen.

Buitenlandse student. Als een (buitenlandse) student of een scholier van de regeling gebruik wil maken, dan moet hij een formulier invullen, ondertekenen, voorzien van een datum en aan u afgeven. Dit formulier (en indien van toepassing een kopie van de ISIC) bewaart u bij uw loonadministratie zodat duidelijk is dat u de regeling mag toepassen.

De student of scholier krijgt netto meer uitbetaald omdat de loonheffingskorting waar hij recht op heeft, in zijn geheel wordt verrekend met zijn loon. Hij hoeft hiervoor dan ook geen aangifte inkomstenbelasting meer te doen.

Loonkostenvoordeel (LIV) verdwijnt per 2025, maar 2024 nog toe te passen!

Per 1 januari 2025 vervalt het lage-inkomensvoordeel (LIV): de tegemoetkoming die u als werkgever kunt krijgen voor werknemers met een laag inkomen. Voor het jaar 2024 heeft u daar nog recht op.

Voorwaarden? U heeft recht op het LIV voor werknemers:

  • die in 2024 een gemiddeld uurloon hebben van minimaal € 14,33 en maximaal € 14,91; en
  • waarvan in 2024 ten minste 1.248 verloonde uren zijn opgenomen in de loonaangifte. Let op.  De werknemer mag niet de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt hebben en moet verzekerd zijn voor een of meerdere werknemersverzekeringen.

Verloonde uren. Het gemiddelde uurloon van een werknemer wordt bepaald door het jaarloon te delen door het aantal verloonde uren. Verloonde uren zijn de uren waarover loon is betaald. Dit zijn:

  • de overeengekomen uren tussen u en de werknemer (de uren die in het contract staan). Hieronder vallen dus ook de niet-gewerkte uren die volledig zijn uitbetaald, zoals bij verlof of ziekte;
  • de extra uren die een werknemer werkt en uitbetaald krijgt, zoals overuren. Hieronder vallen dus ook de niet-opgenomen verlofuren die volledig zijn uitbetaald.

Hoeveel bedraagt het LIV? Het lage-inkomensvoordeel bedraagt € 0,49 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, met een maximum van € 960 per werknemer in 2024. Tip 1.  Het LIV hoeft u niet aan te vragen. De Belastingdienst keert het LIV automatisch uit. Het UWV berekent op basis van uw ingediende loonaangiften 2024 of en hoeveel LIV u ontvangt. Tip 2.  Komt een werknemer niet aan de 1.248 verloonde uren, overweeg dan om deze werknemer extra op te roepen om zo aan de 1.248 uren te komen. Tip 3.  Is het gemiddelde uurloon van een werknemer te hoog, overweeg dan onbelaste kostenvergoedingen en het opnemen van belast loon in de werkkostenregeling. Dit telt namelijk niet mee voor de berekening van het LIV.

Komt een werknemer in 2024 niet aan de 1.248 verloonde uren voor het LIV, overweeg dan om hem extra op te roepen om aan deze 1.248 uren te komen.

Definitieve aanslag 2023 fors hoger voor spaarders?

Voorlopige aanslag 2023. Iedereen die over het jaar 2023 naar verwachting belasting moest bijbetalen of terug zou krijgen, heeft als het goed is begin vorig jaar een voorlopige aanslag inkomstenbelasting gehad. Daarbij hield de Belastingdienst rekening met een forfaitair rendement op spaargeld van 0,36%. Dit blijkt echter niet te kloppen, aldus de bank ABN AMRO MeesPierson en dat blijft niet zonder gevolgen.

Flink bijbetalen. Volgens de genoemde bank zal het forfaitaire rendement op spaargeld in 2023 uitkomen op 0,92%. Dit komt omdat de rente op spaarrekeningen de laatste tijd flink is gestegen. Het forfaitaire rendement wordt pas achteraf vastgesteld en dit betekent dat met het hogere rendement bij het vaststellen van de definitieve aanslag rekening zal worden gehouden. Voor belastingplichtigen met veel spaargeld in box 3 betekent dit dat ze meer belasting bij moeten betalen of minder terug zullen krijgen. Is er bijv. (even overdreven) sprake van € 1 miljoen aan spaargeld, dat moet hierover, afgezien van het vrijgestelde vermogen, in box 3 € 1.000.000 x 0,92 x 32% = € 2.924 aan belasting betaald worden. Bij het opleggen van de voorlopige aanslag is uitgegaan van € 1.000.000 x 0,36 x 32% = € 1.152. Een bijbetaling dus van € 2.924 -/- € 1.152 = € 1.772. Hieraan is helaas niets te doen …

Het forfaitaire rendement op spaargeld valt voor 2023 veel hoger uit dan waarmee bij het opleggen van voorlopige aanslagen rekening is gehouden.

Reizen werknemer naar camping ook woon-werkverkeer?

Nog even en de zomer komt er weer aan met vooral voor de kinderen veel vakantie. Omdat kinderen meer vakantie hebben dan hun ouders, komt het voor dat een van de ouders een deel van de kindervakantie werkt. De ouder vertrekt dan vanaf de camping naar het werk, om ’s avonds of alleen in het weekend weer terug te keren en hier met het gezin gezellig wat tijd door te brengen. Onlangs kwam daarbij de vraag aan de orde of dit reizen gezien kan worden als woon-werkverkeer, met daaraan de vraag verbonden of hiervoor een belastingvrije kilometervergoeding is toegestaan.

Reizen in het weekend

De Belastingdienst heeft deze vraag voor twee situaties beantwoord (KG:204:2024:6) . Om te beginnen voor de situatie waarin de werknemer alleen in het weekend op de camping verblijft en de overige dagen thuis. In deze situatie kunnen de ritten van en naar de camping niet gezien worden als woon-werkverkeer. Meestal betekent dit dat op vrijdag na het werk de rit naar de camping niet als woon-werkverkeer kwalificeert, evenmin als de rit op maandagochtend vanaf de camping naar het werk. De ritten vanaf de woning naar het werk en vice versa door de week zijn weer wel woon-werkverkeer.

Enkele maanden op camping

Een andere situatie waarbij op de woon-werksituatie wordt ingegaan, is die waarbij een werknemer enkele maanden op een camping verblijft en vanaf hier dagelijks de rit naar kantoor en terug maakt. Volgens de Belastingdienst is de camping dan aan te merken als een verblijfplaats en kunnen de ritten tussen de verblijfplaats en de werkplek in beginsel aangemerkt worden als woon-werkverkeer. In dat geval is een belastingvrije kilometervergoeding dus mogelijk. De heen- en terugreis moeten wel plaatsvinden binnen 24 uur. De Belastingdienst geeft aan dat uitzonderingen mogelijk zijn.

Redelijkheid. Zowel bij de woonplaats als bij de verblijfplaats van een werknemer dienen de vergoedingen van het woon-werkverkeer en overige zakelijke ritten getoetst te worden aan de redelijkheid. Kiest de werknemer er bijv. voor om vanwege privémotieven een woon- of verblijfplaats te betrekken die veel verder van het werk af ligt, dan ligt het voor de hand dat de redelijkheid in twijfel wordt getrokken en is er geen onbelaste vergoeding mogelijk. Waar de grens precies ligt, wordt echter niet aangegeven.

Uitzonderingen. Aangegeven wordt ook dat er altijd uitzonderingen kunnen bestaan. Zo kan het voorkomen dat een rit vanaf de camping naar bijv. kantoor of een klant is aan te merken als dienstreis, bijv. als de werknemer op verzoek van de werkgever onverwacht het kantoor moet bezoeken. In dergelijke gevallen is een onbelaste vergoeding natuurlijk wel weer mogelijk.

Wat kunt u hiermee?

Met de vakanties in aantocht is het handig dat de Belastingdienst zelf aangeeft wat in beginsel de mogelijkheden zijn bij vergoeding van woon-werkverkeer vanaf een andere plaats dan de woonplaats, zoals de camping. Duidelijk is echter ook dat veel zal afhangen van de omstandigheden en dat er altijd getoetst kan worden aan de redelijkheid. Doe niets als u het zelf ook onredelijk vindt en overleg bij grote belangen met de inspecteur. Deze mag in beginsel de afweging maken of een vergoeding nog wel ‘redelijk’ is.

Verblijft uw werknemer langere tijd op een andere plaats dan zijn woonplaats, dan kunt u onbelast reiskosten vergoeden vanaf deze verblijfplaats. Het moet gaan om enige maanden. Dus niet op vrijdag na het werk de rit naar de camping, evenmin als de rit op maandagochtend vanaf de camping naar het werk.

Wilhelminalaan 1, 1441 EK Purmerend
Tel: 0299-767002 / E-mail: info@partnersinadministraties.nl