Bestrijden eenzaamheid voldoende voor ANBI-status?
Nederland kent tal van goede doelen. Goede doelen hebben recht op diverse fiscale voordelen. Deze doelen moeten dan wel voldoen aan de voorwaarden die gelden voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s). Onlangs kwam een zaak voor de rechtbank (ECLI:NL:RBNNE:2025:242) waarbij het ging om de vraag of een stichting die eenzaamheid in de samenleving probeerde te bestrijden, voldeed aan de voorwaarden die gelden voor een ANBI.
Fiscale voordelen
De belangrijkste fiscale voordelen van een ANBI bestaan eruit dat een ANBI geen erf- of schenkbelasting hoeft te betalen, als men een erfenis of gift ontvangt die gebruikt wordt voor het algemeen belang. Ook als een ANBI zelf schenkingen doet in het algemeen belang, hoeft de verkrijger ervan evenmin schenkbelasting te betalen. Tip. Verder kunnen giften aan een ANBI afgetrokken worden van het inkomen.
Voorwaarden. Tot de belangrijkste voorwaarde van een ANBI behoort om te beginnen de eis dat de ANBI volledig gericht moet zijn op het algemeen belang. Dit moet blijken uit de statuten en de voorgenomen activiteiten. Zo moet minstens 90% van de activiteiten het algemeen belang dienen en mag men hiermee geen winst beogen. Verder gelden er strenge eisen ten aanzien van het vermogen van de ANBI, de beloning voor de beleidsbepalers, gelden er administratieve verplichtingen en moeten bepaalde gegevens verplicht op een website vermeld worden.
Aanvragen ANBI-status. Instellingen die van mening zijn dat er aan genoemde eisen voldaan wordt, kunnen bij de Belastingdienst een ANBI-status aanvragen. Deze toetst of er aan de voorwaarden voldaan wordt en kent op grond hiervan al dan niet de ANBI-status toe. Wordt deze afgewezen, dan is bezwaar en beroep mogelijk, zoals in de hiervoor genoemde rechtszaak. Wat speelde er?
Bestrijden eenzaamheid. In deze zaak werd de aanvraag voor een ANBI-status afgewezen ten aanzien van een instelling die ten doel had de eenzaamheid in de samenleving te bestrijden. De instelling probeerde dit te bereiken door eenzame mensen met dezelfde interesses met elkaar in contact te brengen. Dit gebeurde onder meer via inloopdagen. Ook organiseerde de stichting burenhulp. Een voorbeeld hiervan was het organiseren van een soort taxidienst voor een blinde mevrouw die geen recht had op een vergoeding hiervoor vanuit de overheid. De rechtbank stond voor de vraag of deze activiteiten aan te merken waren als activiteiten die het algemeen belang vrijwel uitsluitend dienen.
Wanneer algemeen belang?
Volgens de wet wordt welzijn aangemerkt als algemeen belang. De vraag was dan ook of de activiteiten van de stichting aangemerkt konden worden als welzijn. De rechtbank kwam op grond van de wetsgeschiedenis tot de conclusie dat het begrip welzijn ruim moet worden geformuleerd. Volgens de rechtbank voldeden de activiteiten van de stichting aan de definitie van welzijn. Zo wees de rechtbank erop dat zelfs door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een campagne tegen eenzaamheid was gestart. Voor een ANBI is ook niet vereist, zoals de inspecteur aanvoerde, dat de activiteiten een afgebakende kwetsbare groep moeten betreffen. Evenmin is vereist dat een ANBI zelf activiteiten moet verrichten. Ook het bieden van een platform kan dus voldoende zijn. De rechtbank stelde de stichting in het gelijk.
Welzijn behoort aangemerkt te worden als algemeen belang en dit begrip moet ruim worden opgevat. Houd dit in uw achterhoofd als u een aanvraag voor een ANBI-status indient als u bestuurder bent. Doet u zelf een gift aan een ANBI-statushouder, dan is dat aftrekbaar van uw inkomen.
Handreiking betalingsregeling corona Belastingdienst
Hoe zat dat alweer? Tijdens de coronacrisis konden vele ondernemers niet aan hun betalingsverplichtingen voldoen, waaronder de fiscale. Als tegemoetkoming kon men voor te betalen belastingen vrijwel renteloos uitstel van betaling krijgen. Vanaf 1 oktober 2022 moest de opgebouwde belastingschuld in 60 maandelijkse termijnen weer worden afgelost. In de praktijk blijken veel ondernemers niet aan de verplichtingen van deze betalingsregeling te kunnen voldoen. De Belastingdienst heeft daarom onlangs de handreiking Betalingsregeling in verband met corona gepubliceerd. De bedoeling is om aan de hand van deze handreiking ondernemers een oplossing te bieden voor de ontstane problemen.
Intrekken betalingsregeling voorkomen
Ondernemers die van de betalingsregeling gebruikmaken, moeten aan al hun nieuwe fiscale verplichtingen vanaf 1 oktober 2022 voldoen. Daarnaast moeten ze de verschuldigde maandelijkse bedragen volgens de betalingsregeling betalen. Gebeurt dit niet, dan ontvangt men een brief met de mededeling dat de betalingsachterstand binnen 14 dagen moet worden ingelopen. Gebeurt dit ook niet, dan wordt de betalingsregeling beëindigd en moet de hele schuld in één keer binnen 14 dagen worden afgelost. Een dergelijke situatie kan men uiteraard maar beter voorkomen. Men kan overigens nog wel in beroep, maar men kan dan alleen in de betalingsregeling blijven als men de achterstand alsnog ineens inloopt.
Omvang betalingsachterstand. Voor betreffende belastingplichtigen is het om te beginnen van belang te weten hoe groot de achterstand is die in de betalingsregeling is opgelopen. Daarbij moet er onderscheid worden gemaakt in een achterstand met betrekking tot de betalingsregeling in verband met de opgebouwde coronaschulden en een achterstand met betrekking tot belastingschulden die na 1 oktober 2022 zijn ontstaan. In de handreiking wordt aan de hand van voorbeelden aangegeven hoe de betreffende achterstanden kunnen worden berekend. Daarbij is het onder meer van belang dat voor de betalingsregeling vanwege corona het hiervoor beschikbare betalingskenmerk is gebruikt. Is dit niet gebeurd, dan is de aflossing van de schulden wellicht verkeerd verwerkt.
Achterstand in betalingsregeling
Heeft men alleen een achterstand met betrekking tot de betaling van de termijnen van de betalingsregeling vanwege corona, dan kan de betalingsregeling nog op een aantal manieren versoepeld worden. Voorwaarde is wel dat men sinds 1 april 2022 steeds voldaan heeft aan de nieuwe betalingsverplichtingen of hiervoor uitstel van betaling heeft gekregen. Er zijn drie mogelijkheden.
- Van maand naar kwartaal. Zo kan men gemotiveerd verzoeken om de schuld niet per maand, maar per kwartaal af te mogen lossen. Uiteraard worden bij kwartaalbetalingen de termijnen wel hoger.
- Betaalpauze inlassen. Een andere mogelijkheid is gemotiveerd te verzoeken om een betaalpauze van zes aaneengesloten maanden of twee aaneengesloten kwartalen. Men moet ook dan de schuld uiterlijk in 60 maanden hebben afgelost. De termijnen worden dus hoger en men betaalt meer rente.
- Regeling verlengen. Een laatste mogelijkheid bestaat uit het vragen van verlenging van de betalingsregeling met 24 maanden. Dit kan alleen als men een betalingsregeling heeft getroffen voor een bedrag van minstens € 10.000. Men betaalt dan de schuld dus niet in vijf jaar, maar in maximaal zeven jaar terug. Hiervoor geldt wel een aantal extra voorwaarden, waaronder het indienen van een liquiditeitsprognose voor de komende twee jaar. Bedraagt de schuld € 50.000 of meer, dan moet men ook de jaarstukken van de laatste drie jaar meesturen en een derdeverklaring dat het bedrijf levensvatbaar is. Een verzoek om aanpassing stuurt men naar: Belastingdienst, Postbus 100, 6400 AC Heerlen.
Achterstand nieuwe verplichtingen. Het kan ook zijn dat men een betalingsachterstand heeft met betrekking tot nieuwe verplichtingen, ofwel verplichtingen vanaf 1 oktober 2022. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden, kan men hiervoor een betalingsregeling afspreken. Dit is noodzakelijk, omdat men geen achterstand in nieuwe betalingsverplichtingen mag hebben om in de betalingsregeling inzake corona te blijven. Bijzondere omstandigheden kunnen bijv. ziekte van de ondernemer zijn.
Achterstand beide verplichtingen
Heeft men zowel een achterstand in de betalingsregeling inzake corona en met betrekking tot nieuwe verplichtingen, dan dient men eerst de nieuwe betalingsverplichtingen te voldoen. Dit omdat voor een versoepeling van de betalingsregeling inzake corona vereist is dat men geen achterstand in uw nieuwe betalingsverplichtingen mag hebben.
Oplossingen onvoldoende, wat nu? Bieden genoemde mogelijkheden onvoldoende soelaas, dan dienen ondernemers contact op te nemen met Geldfit Zakelijk, de Kamer van Koophandel of de gemeente om te kijken of er andere oplossingen mogelijk zijn. Dit zal ook nodig zijn als er nog andere schuldeisers zijn dan alleen de Belastingdienst. Een van de mogelijkheden is het treffen van een saneringsregeling. Zorg ervoor dat u zich hierbij altijd laat adviseren en wacht zeker niet tot het te laat is.
Afhankelijk van de omstandigheden zijn er voor ondernemers met achterstand in de betalingsregeling in verband met corona verschillende oplossingen, zoals een versoepeling van de aflossingsvoorwaarden. Ga tijdig de mogelijkheden na en voorkom dat de betalingsregeling wordt beëindigd.
Tijd om ‘oude’ administratie op te ruimen!
Opruimen met beleid. Dat betekent dat u uw ‘gewone’ administratie van voor 2018 mag vernietigen. Daarnaast mag uw administratie met betrekking tot onroerend goed en het éénloketsysteem van voor 2015 in de vernietiger. Doe dit met beleid en niet te rigoureus, want als u per ongeluk te veel weggooit, kan dit leiden tot omkering van de bewijslast omdat u niet aan uw bewaarplicht voldoet. Heeft u veel administratie, huur dan een vernietigingsbedrijf in. U wilt immers voorkomen dat vertrouwelijke stukken zomaar op straat kunnen komen te liggen.
Uw ‘gewone’ administratie van voor 2018 mag u vernietigen. Daarnaast mag uw administratie met betrekking tot onroerend goed en het éénloketsysteem van voor 2015 in de vernietiger.
Rechter vindt coulance bij parkeerboete nodig
Deze kosten bedragen dit jaar maximaal € 78,80. In een zaak die onlangs voor de rechter kwam, achtte deze enige coulance op zijn plaats (ECLI:NL:RBOBR:2025:5) . Volgens huidige wetgeving is dit echter nauwelijks mogelijk. De rechtbank richtte zich daarom tot de Hoge Raad en daarna tot de politiek.
Coulance onmogelijk. In deze zaak had een parkeerder geen parkeerbelasting betaald door een fout van zijn vader, waarbij hij op bezoek was. De rechtbank en de Hoge Raad waren het eens dat enige coulance op zijn plaats was, maar achtte dit niet mogelijk. De rechtbank besloot daarop de politiek te vragen de wetgeving zodanig aan te passen, dat het verlenen van coulance wel mogelijk is. Zo kan er maatwerk geleverd worden, wat vooral voor personen met een geringer inkomen soms nodig is. Het wachten is nu op de politiek. We houden u op de hoogte.
Als een parkeerboete onevenredig zwaar voor u uitpakt, is een gang naar de rechter vrijwel nutteloos. Het is nu wachten op de politiek om een coulancebeleid wel mogelijk te maken.
Extra aftrek lijfrente bij staking onderneming
Tip. Gelukkig kunt u afrekenen op een aantal manieren voorkomen, onder meer door aankoop van een lijfrente. U stort dan een bepaald bedrag, bij bijv. een verzekeraar, en krijgt hier op een later moment, meestal bij pensionering, jaarlijks een bedrag voor uitgekeerd. Op deze manier betaalt u pas later en gespreid uw belasting, vaak ook nog tegen een lager tarief. Het aankoopbedrag van de lijfrente is, tot bepaalde maxima, aftrekbaar.
Extra aftrek lijfrentepremies. Als u uw bedrijf staakt, heeft u recht op extra aftrek van lijfrentepremies. Deze bedragen zijn in 2025 weer verhoogd. Hoeveel extra aftrek u heeft, hangt af van uw leeftijd en van uw persoonlijke situatie. Zo is dit jaar voor ondernemers van 62 jaar en ouder, voor invalide ondernemers en voor overleden ondernemers de extra aftrek het hoogst, namelijk € 566.197. Ondernemers tussen 52 en 62 jaar oud die de lijfrente direct laten ingaan, hebben een extra aftrek van € 283.110 en in alle overige gevallen is de extra aftrek bij staking € 141.564.
Wilt u bij staking direct afrekenen met de fiscus voorkomen, onderzoek dan of de aankoop van een lijfrente iets voor u is. Onthoud wel dat er sprake is van uitstel, geen afstel.
Voldoende rente verdienen om box 3-heffing te betalen?
Wat is forfaitair rendement?
Forfaitair rendement is het rendement waarvan de Belastingdienst verwacht dat u dit kunt behalen, bijv. op spaargeld. Dus niet het werkelijke rendement (op basis van werkelijk ontvangen rente) vormt de grondslag voor belasting van spaargelden, maar het rendement dat u zou kunnen maken. De fiscus berekent dat forfaitaire rendement als het gemiddelde van de maandelijkse gemiddelde rendementen op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door DNB. Dat kan alleen achteraf.
2025? Het definitieve forfaitaire rendement voor 2025 wordt dus pas in januari 2026 vastgesteld. Voor de voorlopige aanslag gebruikt de Belastingdienst een schatting, die later kan worden aangepast. In 2024 was het voorlopige rendementspercentage 1,03%: na aanpassing geldt 1,47%. Voor 2025 is het voorlopige percentage 1,44%. Het belastingtarief voor box 3 in 2025 is 36%.
Hoe wordt rendement op sparen berekend? Behalve de hoeveelheid spaargeld (u mag sommige schulden aftrekken) geldt er een heffingsvrij vermogen (2025: € 57.684 per persoon, dus € 115.368 met fiscaal partner).
Voorbeeld.Bij € 150.000 spaargeld is uw bruto belastbaar rendement 1,44% x € 150.000 = € 2.160. Zonder fiscaal partner is uw voorlopige aanslag € 478. Uw voorlopige nettorendement is dan 1,12% (€ 2.160 -/- € 478) / € 150.000 x 100%).
Kunt u voldoende rente verdienen?
De huidige rente op Nederlandse spaarrekeningen is ongeveer 2%. Deposito’s met een looptijd van één jaar bieden iets meer: tot 3%. Tip. 1. Daarmee verdient u gemakkelijk de belasting die u in box 3 moet betalen (zie vergelijkingssites, zoals https://www.spaarrente.nl of https://www.spaardeposito.nlTip 2. Bij buitenlandse banken kunt u nog een iets hogere rente ontvangen. Let op 1. In sommige landen wordt er bronbelasting geheven. U ontvangt dan alleen de nettorente. Tip 3. Meestal kunt u deze bronbelasting (deels) verrekenen in uw aangifte om te voorkomen dat u dubbel wordt belast (zie ook https://www.raisin.nl/belasting ). Let op 2. Door de verschillende manieren van belasten van spaargeld in Nederland en andere landen is het niet mogelijk op basis van rentepercentages alleen een goede beslissing te nemen. Door het heffingsvrije vermogen betaalt u bovendien geen belasting over alle ontvangen rente. Informeer u dus goed of laat u adviseren.
En wat doet inflatie?
De Nederlandsche Bank berekende de inflatie voor 2024 op 3,2% en verwacht ook voor 2025 3,2%. Dat betekent dat uw spaargeld ieder jaar ruim 3% minder waard wordt. Let op. Eigenlijk moet de rente die u ontvangt ook compenseren voor de inflatie. Zelfs zonder belastingheffing is de rentevergoeding van veel banken te laag om uw vermogen in stand te houden.
Waarom rendement niet zo hoog?
Sparen is een vrij risicoloos product, onder andere door het depositogarantiestelsel dat uw spaargeld tot € 100.000 beschermt. Daarom is de vergoeding niet zo hoog en nu zelfs lager dan de inflatie. Tip. Andere vormen, zoals beleggen, kunnen meer rendement opleveren, maar u loopt er in het algemeen ook meer risico bij.
De fiscus belast uw werkelijk behaalde rendement op sparen, ook als u dat in het buitenland verdiende. Uw nettorendement is vaak niet genoeg om ook te compenseren voor inflatie. Beleggen kan weliswaar meer rendement opleveren, maar u loopt ook meer risico. Informeer u dus goed of laat u goed adviseren.
Vrijstellingen in de schenkbelasting
Algehele vrijstelling
Van schenkbelasting is vrijgesteld (niet-limitatief) hetgeen dat wordt verkregen:
- van de koning;
- door de staat;
- door een provincie of gemeente;
- door een Algemeen nut beogende instelling (ANBI);
- door een Sociaal belang behartigende instelling (SBBI).
Voor verkrijgingen door een provincie, gemeente, ANBI of SBBI geldt de algehele vrijstelling, mits aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden, welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang.
Ouder-kind
Van de algehele vrijstellingen is die van de ANBI en SBBI het meest van belang. Belangrijker nog is de ouder-kindvrijstelling. De reguliere vrijstelling bedraagt in deze verhouding voor kalenderjaar 2025 € 6.713. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met een inflatiecorrectie, waardoor het bedrag meestal jaarlijks met enkele tientjes wordt verhoogd. Voor een kind tussen 18 en 40 jaar wordt dit bedrag eenmalig verhoogd tot een bedrag van:
- € 32.195; of
- € 67.064, indien het bedrag is bestemd voor de betaling van kosten van een studie of de opleiding voor een beroep ten behoeve van dat kind en deze kosten aanzienlijk hoger zijn dan gebruikelijk. Ook laatstgenoemde twee bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.
Jubelton verleden tijd. Dat betekent dat de verhoogde vrijstelling voor de eigen woning (de zogenaamde ‘jubelton’) niet meer bestaat. Het bedrag van € 32.195 is door het kind vrij besteedbaar. Dit bedrag mag dus wel gebruikt worden (voor de aankoop van) een woning, maar dat is geen vereiste om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. Op de verhoogde vrijstellingen dient in de aangifte schenkbelasting een beroep te worden gedaan. De aangifte dient gedaan te worden voor 1 maart van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin eenmalig meer is geschonken.
Twee bijzonderheden. In de categorie ouder-kind gelden er verder twee bijzonderheden. Schenkingen door ouders tezamen of afzonderlijk gedurende een kalenderjaar aan een kind gedaan, worden aangemerkt als één schenking ten belope van het gezamenlijk bedrag. De ouders van een kind worden derhalve als een en dezelfde schenker beschouwd. Gescheiden ouders dienen zich hier in het bijzonder bewust van te zijn. Daarnaast geldt dat gedurende een kalenderjaar door dezelfde schenker aan dezelfde begiftigde gedane schenkingen worden aangemerkt als deel uitmakend van één schenking ten belope van het gezamenlijk bedrag.
Wat houdt dat in? Dat houdt in dat alle door ouders gedane schenken aan een kind in één kalenderjaar bij elkaar worden opgeteld. Wordt er zodoende meer geschonken dan de reguliere vrijstelling van het betreffende kalenderjaar, dan dient er aangifte schenkbelasting te worden gedaan. Blijft het totaal geschonken bedrag onder de reguliere vrijstelling, dan is er geen schenkbelasting verschuldigd en hoeft er geen aangifte te worden gedaan.
In andere gevallen. In alle andere gevallen geldt er een vrijstelling € 2.690. Deze vrijstelling geldt bijv. voor schenkingen door een kind aan een ouder, van iemand aan zijn/haar broer of zus, van iemand aan zijn/haar neefje of nichtje, van iemand aan zijn/haar oom of tante of van iemand aan zijn/haar kleinkind.
De ouder-kindvrijstelling in de schenkbelasting is relatief hoog vergeleken met de vrijstelling aan andere natuurlijke personen. Aan een kind tussen 18 en 40 jaar kan eenmalig meer belastingvrij worden geschonken dan het reguliere bedrag.
Onderbouw urenverantwoording naar fiscus met beleid
Recht op een aantal fiscale faciliteiten. Voor de meeste fiscale faciliteiten geldt wel dat u moet voldoen aan het zogenaamde ‘urencriterium’. Dat u aan dat urencriterium voldoet, moet u aannemelijk maken, want de bewijslast ligt bij u. In een zaak die onlangs tot aan de Hoge Raad werd uitgevochten, werd duidelijk wat daarbij met name van belang is en hoe u hier het beste op kunt inspelen.
Wat houdt het urencriterium in?
Het urencriterium betekent dat u in een bepaald jaar minstens 1.225 uren aan uw bedrijf besteed moet hebben. Ook moet dit minstens de helft van uw werkzame uren zijn. Deze laatste eis geldt niet voor starters. U bent voor het urencriterium starter als u in een of meer jaren van de afgelopen vijf jaren geen ondernemer was. Als ondernemer in de inkomstenbelasting heeft u recht op een aantal fiscale faciliteiten. Voor de meeste ervan is vereist dat u aan het urencriterium voldoet. Dit geldt voor de zelfstandigenaftrek en bijbehorende startersaftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk en voor de meewerkaftrek.
Bewijslast. Dat u aan het urencriterium voldoet, moet u aannemelijk kunnen maken. De bewijslast ligt dus bij u. Hoe u dit aannemelijk kunt maken staat u vrij, maar uit de rechtspraak blijkt dat het bijhouden van een urenstaat hierbij zeker van belang kan zijn. Dit geldt sowieso in twijfelgevallen, waarbij het, met name als er sprake is van een geringe winst, niet aannemelijk is dat er ten minste 1.225 uren aan de onderneming zijn besteed. Een voorbeeld hiervan zagen we onlangs bij een zaak (ECLI:NL:GHAMS:2023:3572) die tot aan de Hoge Raad werd uitgevochten. Daarbij stond de vraag centraal hoe aannemelijk gemaakt kan worden dat er aan het urencriterium is voldaan, welke speciale eisen er gelden voor indirecte uren en wanneer studie-uren meetellen voor het urencriterium.
Urenverantwoording onvoldoende
In de betreffende zaak handelde het om een juriste die juridische diensten verleende. Daarbij claimde ze de zelfstandigenaftrek, omdat ze naar eigen zeggen met 1.399 gewerkte uren ruimschoots aan het urencriterium voldeed. De inspecteur dacht hier anders over en schrapte deze aftrek. Volgens de inspecteur was het niet aannemelijk dat er voldaan was aan het urencriterium, onder meer niet omdat het urenoverzicht veel te globaal was. Er waren slechts categorieën aan activiteiten opgesomd en er was per dag per tijdblok aangegeven hoeveel tijd hieraan was gespendeerd. De aard van de activiteiten was niet vermeld en ook niet voor welke cliënten deze waren verricht. Ook was de tijdbesteding op een aantal dagen vrijwel identiek aan die op voorgaande dagen.
Indirecte uren. In hoger beroep voegde Hof Amsterdam hieraan nog toe dat ook de indirecte uren onvoldoende waren onderbouwd. Juist als het aantal indirecte uren relatief groot is, in dit geval ongeveer 900, is het juist van belang deze qua tijdbesteding goed te onderbouwen, aldus het hof. Nu dit niet was gebeurd, volgde het hof de uitspraak van de rechtbank en liet de aanslag in stand.
Tellen opleidingsuren ook mee?
In deze zaak waren ook veel uren besteed aan het werken aan een scriptie voor een masteropleiding. Volgens het hof kunnen deze uren meetellen voor het urencriterium, maar alleen als duidelijk is dat deze zijn besteed aan het op peil houden van de bestaande vakkennis. Uren die zijn besteed aan het opdoen van nieuwe kennis, tellen daarentegen niet mee. Of hiervan in deze zaak ook sprake was, bleef in het midden. Ook als de uren mee zouden tellen voor het urencriterium, was er namelijk nog niet aan het urencriterium voldaan, aldus het hof. De zaak werd nog voorgelegd aan de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2024:1903) , maar die liet de uitspraak in stand.
Wat kunt u hiermee?
Genoemde zaak maakt een aantal zaken duidelijk. Zo is het om te beginnen van belang te weten dat u de bewijslast heeft inzake het urencriterium. U zult dus aannemelijk moeten maken dat u hieraan voldoet. Hierbij kan een urenverantwoording behulpzaam zijn, zeker als er sprake is van een lage winst of bij veel indirecte uren. Let op. Uit deze en eerdere rechtszaken is ook duidelijk geworden dat een urenverantwoording niet te globaal mag zijn. Algemene termen als ‘administratie’ of ‘marketing’ dient u bij voorkeur niet te gebruiken. Tip. Geef liever duidelijk aan waaruit deze administratieve of marketingactiviteiten bestonden. Uiteraard hoeft u in de loop van een dag niet iedere activiteit apart te registreren, maar zorg er wel voor dat duidelijk is waaraan u uw uren besteed heeft. Maak een urenverantwoording niet achteraf op, maar bij voorkeur dagelijks. Het is immers niet aannemelijk dat u achteraf nog precies weet aan welke activiteiten u uw uren besteed heeft. Afronden qua tijd is geen probleem, maar doe dit ook niet te globaal en dus niet op hele uren. Maak ook geen gebruik van standaard tijdbestedingen, zoals het dagelijks noteren van bijv. één uur voor literatuuronderzoek of acquisitieactiviteiten. Uw urenverantwoording wordt daarmee weinig geloofwaardig. Dat u voor een gemiddelde omzet en winst immers dagelijks aan het werk moet, is immers ook de inspecteur wel duidelijk. Houd er ten slotte rekening mee dat de fiscus vergaande controlebevoegdheden heeft en in het huidige digitale tijdperk vaak eenvoudig kan nagaan waar u op een bepaald moment was en waaraan u uw tijd toen besteed heeft.
Met name bij een geringe winst en veel indirecte uren moet u er rekening mee houden dat u aannemelijk moet maken dat u voldoet aan het urencriterium. Zorg dan met name voor een goed en specifiek onderbouwde urenstaat. Maak deze bij voorkeur dagelijks op. Te globale en achteraf opgemaakte urenstaten zorgen voor problemen.
Aftrek hypotheekrente na een scheiding, hoe zit dat?
Koopwoning. Bij een echtscheiding komen ook financiële perikelen, bijv. als er sprake is van een koopwoning. Deze kan van een van u beiden zijn of van u beiden samen, bijv. ieder voor de helft. Maar hoe zit het dan fiscaal met de hypotheekrente en met de bijtelling van het eigenwoningforfait?
U blijft in de woning wonen
Blijft u in de woning wonen en vertrekt uw ex, dan mag u de hypotheekrente over uw aandeel in de woning aftrekken. Betaalt u alle hypotheekrente, dan mag u toch slechts alleen de rente over uw aandeel in de woning aftrekken. Is er echter een onderhoudsverplichting die volgt uit een convenant of rechterlijke uitspraak, dan kunt u de rest van de betaalde rente wel aftrekken als betaalde alimentatie. Betaalt uw ex juist alle rente, dan is de rente over uw aandeel in de woning aftrekbaar, maar moet u dit ook weer aangeven als ontvangen alimentatie als er sprake is van eerdergenoemde onderhoudsverplichting.
Eigenwoningforfait. Het eigenwoningforfait is een percentage van de WOZ-waarde, in 2025 meestal 0,35%, en komt voor uw aandeel in de woning in mindering op de aftrekbare hypotheekrente. Mag u ‘gratis’ in de woning blijven wonen, dus zonder uw ex een vergoeding hiervoor te betalen, dan moet u het eigenwoningforfait over het aandeel van uw ex aangeven als ontvangen alimentatie, ook nu weer als er sprake is van eerdergenoemde onderhoudsverplichting.
U verlaat de woning. De geschetste gevolgen zijn anders als u na de echtscheiding de woning verlaat en uw ex erin blijft wonen. In dat geval mag u twee jaar lang de door u betaalde hypotheekrente over uw deel van de woning blijven aftrekken. Betaalt u echter alle hypotheekrente, dan mag u de hypotheekrente over het deel van de woning dat van uw ex is, aftrekken als alimentatie als er weer een onderhoudsverplichting is. Betaalt echter uw ex alle rente, dan mag uw ex de hypotheekrente over zijn of haar deel van de woning aftrekken en de hypotheekrente over uw deel aftrekken als alimentatie als er weer een onderhoudsverplichting is.
Eigenwoningforfait aangeven. U geeft het eigenwoningforfait aan voor uw deel van de woning. Mag uw ex ‘gratis’ in de woning blijven wonen, dan trekt u het eigenwoningforfait over uw deel van de woning af als alimentatie als er een onderhoudsverplichting is.
Situatie na twee jaar. Als u de woning verlaten heeft en dit is inmiddels twee jaar geleden, dan is er voor u geen sprake meer van een eigen woning. Fiscaal verhuist de woning dan ook naar box 3, zowel voor de waarde als voor de bijbehorende schuld. Deze is dus ook niet langer aftrekbaar in box 1.
Ex verlaat de woning
Verlaat uw ex de woning binnen de genoemde twee jaar, dan is de hypotheekrente aftrekbaar tot de dag van vertrek uit de woning. Staat deze echter leeg en te koop, dan is de hypotheekrente aftrekbaar vanaf het moment dat u zelf de woning verliet tot het eind van het jaar waarin u bent vertrokken, plus de drie jaren die daarop volgen. Vanaf het moment dat zowel u als uw ex de woning niet meer bewonen, is het eigenwoningforfait niet meer van toepassing, zowel bij u als bij uw ex.
De gevolgen van een echtscheiding op de aftrek van hypotheekrente zijn gecompliceerd en vaak fors. Houd hier uitdrukkelijk rekening mee bij de opstelling van een echtscheidingsovereenkomst en bij het bepalen van de hoogte van eventuele alimentatie.
Fiscale voordelen bij aanschaf elektrische cargobike/bakfiets
Duurzaam alternatief bestelauto. Steeds meer ondernemers kiezen voor een elektrische cargobike of bakfiets als duurzaam alternatief voor een bestelauto. Een cargobike is een transportfiets met een laadruimte, ideaal voor stadslogistiek, bezorgdiensten en duurzame mobiliteit. Denk aan koeriers, winkels en zelfstandigen, zoals monteurs en ambachtslieden, die hun gereedschap of producten willen vervoeren. Daarnaast zijn bepaalde cargobikes ook geschikt voor het vervoeren van personen (kinderopvang, toerisme en zorgsector).
Milieu-investeringsaftrek (MIA/Vamil)
Stel, u investeert in een nieuwe elektrische cargobike of bakfiets (code A3119). Voor deze investering geldt dat 90% van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor 36% MIA en 75% Vamil. Naast de MIA en Vamil komt de cargobike ook in aanmerking voor de KIA.
MIA en KIA aftrekken van uw winst. Met de Vamil kunt u een groot gedeelte van de investering op een willekeurig moment afschrijven (tot maximaal 75% van het investeringsbedrag). Dit levert u een liquiditeits- en rentevoordeel op. Uiteraard schrijft u in de daaropvolgende jaren minder af.
Voorbeeld.In 2025 investeert u in een elektrische cargobike (code A3119) voor € 7.500. De KIA op de cargobike bedraagt 28%.
Van de investering komt 90% van € 7.500 in aanmerking voor de MIA en Vamil
|
€ 6.750
|
De MIA bedraagt 36% van € 6.750
|
€ 2.430
|
In 2025 kunt u maximaal 75% van € 6.750 afschrijven
|
€ 5.062,50
|
De KIA bedraagt 28% van € 7.500
|
€ 2.100
|
Met de MIA, Vamil en KIA verlaagt u in 2025 uw fiscale winst met € 2.430 + € 5.062,50 + € 2.100 = € 9.592,50. In totaal heeft u dus een fiscale aftrek van 127,9% van de investering. Dit betekent in dit geval dat u fiscaal meer kunt aftrekken dan het daadwerkelijke investeringsbedrag.Tip. De MIA en Vamil gelden niet alleen voor een cargobike. In 2025 kunt u in aanmerking komen voor de MIA en Vamil als u investeert in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst 2025 staan. Afhankelijk van het bedrijfsmiddel bedraagt de MIA 45% van de investeringskosten. Sommige investeringen komen ook in aanmerking voor de Vamil.
De Milieulijst 2025. Met de online zoektool van de RVO kunt u snel zoeken in de Milieulijst op trefwoord, sector, branche, doel, code of techniek. Ook vindt u hier de Milieulijst 2025 in pdf-formaat ( https://www.rvo.nl – zoekwoord: Milieulijst 2025).
Aanvragen MIA
Om voor de MIA en Vamil in aanmerking te komen, moet u de aanschafkosten binnen drie maanden nadat u de koopovereenkomst heeft gesloten, melden via het eLoket van de RVO. Dit is het moment waarop u de opdracht verstrekt of een bestelling plaatst en niet de offerte-, factuur- of betaaldatum. Let op. Voor voortbrengingskosten, milieu-en advieskosten gelden er andere termijnen.
Hoe toepassen? De MIA past u toe in de aangifte inkomstenbelasting van het jaar waarin u het bedrijfsmiddel in gebruik neemt. Heeft u het bedrijfsmiddel nog niet in gebruik genomen, dan kunt u slechts MIA claimen tot maximaal het betaalde bedrag in dat boekjaar. Het restant aan MIA is aftrekbaar in latere jaren, maar uiterlijk in het jaar van ingebruikname. Voor de Vamil geldt dat u mag beginnen met afschrijven op het moment dat u het bedrijfsmiddel in gebruik neemt. Als u het bedrijfsmiddel niet in gebruik neemt in het jaar van afschrijven, dan mag u afschrijven over het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald. Meer informatie over de MIA en Vamil vindt u op https://www.rvo.nl – zoekwoord: MIA.
Met de online zoektool van de RVO kunt u snel zoeken in de Milieulijst op trefwoord, sector, branche, doel, code of techniek. Ook vindt u hier de Milieulijst 2025.