“…Doet u waar u goed in bent en laat de rest aan ons over…”

Fiscaal verschil bouw- en verbouwdepot

Bouwdepot. Bij een nieuwbouwwoning wordt er vaak gewerkt met een bouwdepot. U stort er de koopsom in en betaalt hiermee in etappes de rekeningen van de aannemer. Als u het tegoed nog niet gebruikt heeft, ontvangt u meestal een rente die (nagenoeg) gelijk is aan de verschuldigde rente. De Belastingdienst (KG:051:2024:2) heeft aangegeven dat de schuld en het bouwdepot onder voorwaarden maximaal twee jaar allebei in box 1 vallen. De belangrijkste voorwaarde is dat u de ontvangen en betaalde rente saldeert. Alleen als de betaalde rente meer bedraagt dan de ontvangen rente, is er sprake van aftrekbare hypotheekrente. U moet natuurlijk aan de overige voorwaarden voor aftrek van hypotheekrente voldoen.

Verbouwdepot. Ook bij verbouwingen wordt er vaak met een dergelijk depot gewerkt. De Belastingdienst heeft aangegeven dat u dan niet hoeft te salderen, mits er sprake is van verbouwing van een bestaande woning. Salderen hoeft niet gedurende een half jaar. De af te trekken rente staat gedurende deze periode dus los van de ontvangen rente. Pas na een half jaar moet u wel salderen tot uiterlijk twee jaar na het afsluiten van de lening. U heeft dan dus minder renteaftrek. Na deze twee jaar gaat de lening over naar box 3.

Houd het fiscale verschil tussen een bouwdepot en verbouwdepot in de gaten, want alleen dan profiteert u maximaal van de aftrek van hypotheekrente. Het belangrijkste is dat u bij een verbouwdepot de rentes maximaal een half jaar niet hoeft te salderen.

Huuropbrengsten in box 1 of box 3?

De huidige krapte op de woningmarkt is bekend. Dat er met de verhuur van woningen leuk verdiend kan worden eveneens. Maar is de opbrengst van deze verhuur nu belast in box 1 of in box 3? Onlangs kwam een zaak voor de rechtbank in Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2023:20776) en werd duidelijk welke aspecten er van belang zijn.

Resultaat uit overige werkzaamheden

Werkzaamheden die niet als winst of looninkomsten kunnen worden aangemerkt, zijn soms belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden. Ook het rendabel maken van vermogen kan daaronder vallen. Er moet dan wel sprake zijn van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Is dat niet het geval, dan zijn de vermogensinkomsten in de regel belast in box 3.

Meer dan normaal actief vermogensbeheer?  In deze zaak moest de rechter zich buigen over de vraag of er sprake was van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Dit moet blijken uit de feiten en omstandigheden. Uit de stukken bleek dat de belastingplichtige in bezit was van een eigen woning en daarnaast van zeven panden die hij verhuurde. De panden behoorden tot een goedkope categorie woningen die in de regel werden verhuurd aan prostituees. Voor de woningen was in totaal voor zo’n € 500.000 aan leningen afgesloten. De WOZ-waarde bedroeg in 2015 zo’n € 700.000.

Activiteiten. Uit de feiten bleek verder dat de man voor de huurders de nodige activiteiten uitvoerde. Deze betroffen niet alleen de panden zelf, maar ook talloze hand- en spandiensten. De man zorgde niet alleen voor het onderhoud van de woningen, maar regelde ook aansluitingen ten aanzien van water, gas en elektra. Ook hielp hij met de inrichting van de woningen, stelde de huurcontracten op, inde zelf wekelijks of maandelijks de huur en regelde ook verhuizingen voor de huurders.

Politierapporten. Uit onder meer politierapporten bleek dat de man ook post bezorgde die verkeerd was afgeleverd, dat hij hielp bij inschrijvingen in de basisadministratie van de gemeente en zich zelfs zo nodig bediende van valse namen bij het regelen van aansluitingen op openbare nutsvoorzieningen. Alles overwegende was het volgens de rechtbank duidelijk dat er in dit geval sprake was van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de man een veel hoger rendement had gerealiseerd dan met normaal vermogensbeheer, zoals beleggen, gerealiseerd had kunnen worden. De aanslagen van de inspecteur waarbij hiervan was uitgegaan, bleven dan ook in stand.

Wat kunt u hiermee?

Dit maakt duidelijk dat wanneer er sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer de opbrengsten in box 1 worden belast en niet in box 3. Overigens hoeft dit helemaal niet nadelig uit te pakken, vooral als we zien dat we in box 3 tegenwoordig uit moeten gaan van een verondersteld rendement van ruim 6% op vermogen dat niet gespaard wordt. Waar de grens overigens precies ligt, maakt ook deze uitspraak niet duidelijk. Wanneer er echter, net zoals in deze zaak, sprake is van vele werkzaamheden die met het vermogensbeheer te maken hebben, zal heffing in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden al snel aan de orde zijn. Let op.  Het grote nadeel van box 1 is wel dat een waardeverandering ook belast is op moment van realisatie. Doorgaans bij vastgoed een waardestijging.

Beleggingsinkomsten zijn in de regel belast in box 3, maar houd er rekening mee dat deze belast worden in box 1 als er sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Op basis van de omvang van uw activiteiten zal bepaald worden of hiervan al dan niet sprake is.

Opgelet bij kosten boetes en dwangsommen: aftrekbaar?

Aftrekbaar van de winst. Kosten van boetes en van dwangsommen zijn niet aftrekbaar van de winst. Dat geldt ook voor de ermee samenhangende kosten. Onlangs heeft de Belastingdienst een standpunt gepubliceerd waarmee verduidelijkt wordt vanaf welk moment deze kosten niet aftrekbaar zijn en hoe het zit met de kosten die u maakt als u zelf juristen of een juridische afdeling in huis heeft (KG:213:2024:5) .

Boetes en bijkomende kosten

Milieuboete, verkeersboete, etc. Bij kosten van boetes kan iedereen zich wel een voorstelling maken. Denk bijv. aan een boete voor een rood licht of voor te snel rijden die je als automobilist in een flits te pakken kunt hebben. Zoals gezegd, geldt dat ook voor de ermee samenhangende kosten. Krijgt uw bedrijf bijv. een forse milieuboete, dan laat u zich wellicht adviseren door een advocaat. Ook deze kosten zijn dan niet aftrekbaar.

Dwangsom. Ook kosten in verband met een dwangsom zijn niet aftrekbaar van de winst. Ook nu geldt dit voor de ermee samenhangende kosten, zoals die van een advocaat die u hierbij terzijde staat. Een dwangsom wordt meestal opgelegd om ongewenst gedrag te voorkomen of tegen te gaan. Denk bijv. aan de situatie dat uw bedrijf te veel lawaai maakt. Het kan dan gebeuren dat u een dwangsom krijgt opgelegd met de mededeling dat u een bepaald bedrag moet betalen als u er niet direct of op korte termijn voor zorgt dat het geluid beneden een bepaald niveau wordt teruggebracht.

Tijdstip van oplegging bepalend. In het gepubliceerde standpunt wordt verduidelijkt dat het tijdstip van opleggen van de boete of verbeurd verklaren van de dwangsom, bepalend is. Kosten die gemaakt zijn voordat dit tijdstip is ingegaan, zijn gewoon aftrekbaar. De niet-aftrekbare kosten moeten dus betrekking hebben op een boete die al is opgelegd of een dwangsom die al verbeurd is verklaard. Dit is dus het tijdstip waarop beslist is dat u zich niet aan de voorschriften gehouden heeft en dat u de dwangsom dus moet betalen. Pas vanaf dat moment zijn alle kosten die met de verbeurd verklaarde dwangsom samenhangen, inclusief de dwangsom zelf, niet aftrekbaar.

Eigen juridische dienst. Dit geldt ook voor wat betreft de kosten van een eigen jurist of juridische dienst die zich bezig heeft gehouden met een opgelegde boete of dwangsom. Daarbij is het dus om te beginnen van belang dat u onderscheid maakt in de kosten voor en na het moment van het opleggen van de boete, respectievelijk het verbeurd verklaren van de dwangsom. Daarnaast is het belangrijk dat u alleen die kosten niet in aftrek brengt die samenhangen met de opgelegde boete of verbeurd verklaarde dwangsom. Duidelijk is ook gemaakt dat het niet alleen om loonkosten gaat, maar om alle ermee samenhangende kosten. Beschikt u bijv. over een kantine waarvan ook de juridische dienst gebruikmaakt, dan zal een deel van deze kosten aan de juridische dienst moeten worden toegerekend en een deel van deze kosten weer als niet-aftrekbaar moeten worden aangemerkt, omdat ze samenhangen met de opgelegde boete of verbeurd verklaarde dwangsom.

Wat kunt u hiermee?

Het standpunt maakt duidelijk dat u gemaakte kosten die samenhangen met een opgelegde boete of verbeurd verklaarde dwangsom pas vanaf het moment van opleggen of verbeurd verklaren niet meer kunt aftrekken. Houd hier rekening mee en leg een en ander vast, zodat u het wel aftrekbare deel eenvoudig kunt aantonen.

Houd goed bij welke kosten voor boetes en dwangsommen u maakt. Alleen de kosten die u maakt nadat de boete is opgelegd c.q. de dwangsom verbeurd is verklaard, zijn niet aftrekbaar. Door dit goed bij te houden, kunt u de aftrekbeperking zelf beperken.

Erfbelasting besparen door opvullegaat

Voor veel echtgenoten is het voorkomen of beperken van de heffing van erfbelasting een belangrijke reden om een testament op te stellen. Eerder is in een vorige bijdrage opgemerkt dat heffing van erfbelasting (tot op zekere hoogte) met een testament kan worden voorkomen. In deze bijdrage wordt het zogenaamde ‘opvullegaat’ besproken als middel om dit doel te bereiken. Hoe dan?

Het erfrecht

Als een echtgenoot overlijdt en een langstlevende echtgenoot (of geregistreerd partner) en één of meer kinderen achterlaat, geldt de zogenaamde ‘wettelijke verdeling’. Dit stelsel houdt in dat alle goederen van de nalatenschap door de langstlevende worden verkregen en de langstlevende verplicht is om alle schulden te voldoen. De kinderen krijgen slechts een niet-opeisbare geldvordering.

Fiscale uitwerking. De geldvorderingen van de kinderen vertegenwoordigen een waarde. Indien deze waarde hoger is dan het vrijgestelde bedrag in het jaar van overlijden (in 2024 circa € 25.000), moet er erfbelasting worden betaald over het meerdere. Dit tarief is tot een bedrag van circa € 150.000 10%. Over het eventuele meerdere moet zelfs 20% erfbelasting worden betaald. De langstlevende schiet deze erfbelasting voor.

Een addertje onder het gras. Dat er erfbelasting moet worden betaald over de geldvorderingen van de kinderen, afhankelijk van de fiscale waarde van deze geldvorderingen, kan nog wel eens een addertje onder het gras zijn. De praktijk leert dat veel echtgenoten wel op de hoogte zijn van het feit dat eerst alles (alle activa en passiva) naar de langstlevende gaat, maar dat er erfbelasting moet worden betaald over de geldvorderingen van de kinderen weten veel echtgenoten niet. Als er weinig liquide middelen zijn, kan dat vervelend uitpakken. Bij veel echtgenoten zit het vermogen immers grotendeels in de stenen.

Het opvullegaat als redmiddel

Het opvullegaat kan voorkomen (of beperken) dat er erfbelasting wordt geheven na het overlijden van de eerste echtgenoot. In de erfbelasting geldt dat de langstlevende in 2024 een vrijstelling heeft van bijna € 800.000. De vrijstelling van de langstlevende is dus een stuk groter dan de vrijstellingen van de kinderen. Met het opvullegaat kan de langstlevende zijn erfrechtelijke verkrijging vergroten. Uitgangspunt is immers dat de langstlevende en de kinderen voor een gelijk deel erfgenaam zijn. Met het opvullegaat trekt de langstlevende meer vermogen naar zichzelf toe. Dat maakt de erfrechtelijke verkrijgingen van de kinderen kleiner. Deze kunnen met het opvullegaat bijv. verkleind worden tot het bedrag dat zij belastingvrij mogen erven. De rest trekt de langstlevende naar zichzelf toe. Omdat de langstlevende tot circa € 800.000 belastingvrij mag erven, geeft dit opvullegaat in veel gevallen ruim voldoende fiscale flexibiliteit.

Een getallenvoorbeeld.Stel, in de nalatenschap zit € 300.000. Er zijn drie erfgenamen: de langstlevende en twee kinderen. Ieder is voor een gelijk deel erfgenaam, dus elk erfdeel heeft een waarde van € 100.000. Dat betekent dat over de erfdelen van de kinderen erfbelasting moet worden betaald, omdat zij € 25.000 belastingvrij mogen erven. Met het opvullegaat kan de langstlevende zijn verkrijging verhogen. Hij kan bijv. een bedrag van € 150.000 naar zichzelf toetrekken, zodat de erfrechtelijke verkrijging van de langstlevende in totaal € 250.000 wordt. Daarmee resteert er € 50.000 voor de kinderen. Dat is € 25.000 per kind. Dat is precies wat een kind belastingvrij mag erven. De verkrijging van de langstlevende (€ 250.000) valt ook binnen de partnervrijstelling in de erfbelasting.

Met het opnemen van een opvullegaat kan heffing van erfbelasting na het overlijden van de eerste echtgenoot worden voorkomen of beperkt. Met het opvullegaat kan de partnervrijstelling in de erfbelasting optimaal worden benut.

Blinderen ruit voldoende voor bestelauto

Meer zijruiten af fabriek. Een probleem is dat een aantal bestelauto’s vanuit de fabriek met meer zijruiten is uitgerust. Deze voldoen dan niet aan de voorwaarden en de eigenaar geniet dus ook niet van de fiscale voordelen. Tot nu toe kon er toch aan de voorwaarden worden voldaan door de zijruiten te verwijderen en te vervangen door niet uit glas bestaande panelen uit één stuk van ondoorzichtig en vormvast materiaal.

Dit standpunt is onlangs versoepeld. Er is bekendgemaakt dat de zijruit aan de buitenkant van de laadruimte niet verwijderd hoeft te worden en dat het in beginsel voldoende is als er in dat geval ondoorzichtig en vormvast materiaal aan de binnenkant van de carrosserie wordt bevestigd. Op deze manier blijft er van blindering sprake, maar kunt u onnodige kosten voorkomen.

U hoeft niet altijd de zijruiten van een bestelauto te verwijderen. Blinderen volgens de fiscale voorschriften is voldoende om van de fiscale voordelen te kunnen blijven genieten.

Toch naheffing parkeerbelasting bij gratis parkeren?

Betaald parkeren is met name in de steden meer regel dan uitzondering. Helaas nemen ook de tarieven jaarlijks toe. Betaalt u echter niet, dan loopt u het risico op een naheffingsaanslag parkeerbelasting. U moet dan de verschuldigde parkeerbelasting alsnog betalen, maar ook nog een extra bedrag aan kosten. Kan dat ook als u geen parkeerbelasting verschuldigd bent?

Naheffing parkeerbelasting

Als u te weinig of helemaal niet betaalt in een zone waar wel betaald parkeren geldt, kunt u een naheffing parkeerbelasting krijgen. Dat is iets anders dan een parkeerbon. Deze u kunt krijgen als u geparkeerd staat op een plaats waar dit niet mag. Een parkeerbon krijgt u dan ook via het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), terwijl een naheffing parkeerbelasting via de gemeente loopt. Als u een naheffing parkeerbelasting krijgt, wordt het parkeertarief van één uur nageheven. Dit is alleen anders als aannemelijk is dat u langer dan één uur heeft geparkeerd. Naast het parkeertarief worden er kosten in rekening gebracht. Deze kosten mogen in 2024 maximaal € 76,70 bedragen. De meeste gemeenten hanteren dit maximum. Van de kosten wordt de uitvoering van de handhaving betaald, zoals de salarissen van de parkeercontroleurs.

Eerste uur gratis … In sommige gemeenten probeert men het parkeren te reguleren door het hanteren van een gratis basistarief. Het parkeren voor een bepaalde periode is dan gratis en er hoeft pas betaald te worden als er langer dan deze periode geparkeerd wordt. Men dient dit te bewijzen door bij aanvang van het parkeren een parkeerkaartje uit een automaat te nemen en dit achter de voorruit te leggen. Een controleur kan dan controleren of er langer dan de gratis parkeerduur geparkeerd wordt. Onlangs kwam er een zaak voor de rechter (ECLI:NL:GHDHA:2023:781) waarbij er volgens de gemeente langer dan de gratis parkeerduur was geparkeerd. Er was dan ook een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. De aanslag bevatte een naheffing van nihil, overeenkomstig het tarief van het eerste uur, plus een opslag voor kosten van € 61.

Geen belasting, dan ook geen kosten! Hof Den Haag was het hiermee niet eens. Volgens het hof kunnen er alleen kosten in rekening worden gebracht als er ook belasting wordt nageheven. Daarvan was hier geen sprake. Ook was in de parkeerverordening niet de verplichting opgenomen om bij aanvang van het parkeren een kaartje uit de automaat te trekken. Dat dit bleek uit de borden op het parkeerterrein, deed niet ter zake. De gemeente dient namelijk te bewijzen dat er langer dan één uur was geparkeerd. Nu de gemeente dit bewijs niet kon leveren, verviel de bevoegdheid om parkeerbelasting na te heffen en dus ook om kosten in rekening te brengen. De naheffing verdween dan ook in de prullenbak.

Wat kunt u hiermee?

De uitspraak brengt tal van gemeenten waar geldt dat op bepaalde plaatsen een beperkte tijd kosteloos kan worden geparkeerd, in een lastig parket. Als men een naheffing parkeerbelasting wil uitschrijven, zal er namelijk bewezen moeten worden dat het betreffende voertuig al langer dan de gratis periode geparkeerd stond. Er zal zonder kaartje dan dus vaker gecontroleerd moeten worden. Uiteraard is het weinig zinvol op erop te gokken dat de gemeente dit bewijs niet kan leveren, maar komt u in een soortgelijke situatie terecht, weet dan dat de bewijslast bij de gemeente ligt.

Parkeert u op een plaats waar u een bepaalde periode kosteloos kunt parkeren? Onthoud dan dat de gemeente de bewijslast heeft dat u langer geparkeerd staat dan kosteloos is toegestaan. Ook kunnen er zonder verschuldigde parkeerbelasting geen kosten worden berekend, aldus de rechter.

Fiscale grote schoonmaak van uw administratie?

Bewaarplicht. De bewaartermijn is in beginsel zeven jaar, maar hierop bestaan uitzonderingen. Zo moet u gegevens inzake onroerend goed minstens tien jaar bewaren en voor het zogenaamde ‘éénloketsysteem’ in de btw geldt een termijn van tien jaar. Deze periode gaat in na het jaar waarin u de prestatie heeft geleverd.

Opruimen. Het hiervoor genoemde betekent dat u het grootste deel van uw administratie van voor 2017, dus van 2016 en ouder, kunt weggooien. De rest moet u nog een tijd bewaren, want als u niet voldoet aan uw bewaarplicht, kan dit erg nadelig uitpakken. De inspecteur kan u dan namelijk een informatiebeschikking opleggen waarin hij de stukken van u opeist, plus eventueel een boete. Kunt u deze stukken niet leveren, dan kan hij u een aanslag opleggen met omkering van de bewijslast. Dit betekent dat u dan moet aantonen dat de aanslag te hoog is. Dit zal zonder onderliggende administratie niet makkelijk zijn, dus probeer dit te allen tijde te voorkomen.

Nu 2023 voorbij is, mag u een deel van uw administratie weer vernietigen. Gooi niet te veel weg en houd de uitzonderingen in de gaten. Want als u niet voldoet aan uw bewaarplicht, riskeert u dat u een aanslag krijgt met omkering van de bewijslast.

In 2024 kilometers vergoeden uit 2023?

Vergoedt u in januari 2024 zakelijke kilometers die uw werknemer in december 2023 heeft gereden, dan rijst de vraag welke gerichte vrijstelling geldt: die van 2023 (€ 0,21 per kilometer) of die van 2024 (€ 0,23 per kilometer).

Gerichte vrijstelling 2024. U mag de gerichte vrijstelling van 2024 (€ 0,23 per kilometer) vergoeden als u voldoet aan twee voorwaarden:

  1. uw werknemer moet in 2023 al een onvoorwaardelijk recht hebben gehad op een vergoeding van ten minste € 0,23 per kilometer. Reiskosten die uw werknemer in 2023 heeft gemaakt, kunnen in 2024 alleen gericht vrijgesteld worden vergoed als uw werknemer in 2023 al een onvoorwaardelijk recht had op de vergoeding van ten minste € 0,23. Of er in 2023 sprake is van een onvoorwaardelijk recht, is afhankelijk van de arbeidsrechtelijke afspraken tussen u en uw werknemer. Indien de werknemer in 2023 recht had op een onvoorwaardelijke vergoeding van minimaal € 0,23 per kilometer voor 2024, is deze vergoeding in 2024 tot dat bedrag gericht vrijgesteld als u daarbij de loon-in-systematiek toepast;
  2. de loon-in-systematiek wordt toegepast. Loon-in-systematiek houdt in dat u het loon aangeeft in de aangifte waarin uw werknemer het loon geniet. Dus als een reiskostenvergoeding over december in januari 2024 wordt uitbetaald, geniet de werknemer de reiskostenvergoeding in januari 2024. U hanteert hierbij de regels die van kracht zijn in januari. Indien de werknemer in 2023 al een onvoorwaardelijk recht op reiskosten heeft van minimaal € 0,23 per kilometer, is er voor deze reiskosten een gerichte vrijstelling van toepassing.

Loon-over-systematiek. Als u de loon-over-systematiek toepast, wordt het loon geacht te zijn genoten in het loontijdvak waarop het loon betrekking heeft. U mag deze systematiek toepassen als er sprake is van een bestendige gedragslijn door de jaren heen. Over de reiskostenvergoeding van december die u in januari 2024 uitbetaalt, zijn de regels van 2023 van toepassing. Voor de reiskosten in 2023 geldt een gerichte vrijstelling van € 0,21 als de werknemer hier in 2023 al een onvoorwaardelijke recht op had. Let op.  Het is niet toegestaan om jaarlijks te kiezen tussen de loon-in-systematiek en de loon-over-systematiek.

U past de gerichte vrijstelling 2023 toe als uw werknemer in 2023 een onvoorwaardelijk recht heeft op € 0,21 per kilometer en u de loon-over-systematiek toepast.

Fijne feestdagen en een in alle opzichten goed 2024 toegewenst

Kerst- of nieuwjaarsborrel personeel?

Op de werkplek nog helemaal zo gek niet. Organiseert u de kerst- of nieuwjaarsborrel voor uw werknemers op de werkplek, zoals op kantoor, in de bedrijfskantine of het magazijn, dan zijn de consumpties die geen deel uitmaken van een maaltijd (denk hierbij aan drankjes, gebak, snacks) niet belast. Hiervoor geldt een nihilwaardering. Tip 1.  Dit geldt ook voor de kosten van deelname van de partner van de werknemer. Tip 2.  Dit geldt ook voor uw werknemers van andere vestigingen, locaties of kantoren en voor werknemers van andere werkgevers met wie u de concernregeling toepast. Tip 3.  Ook de kosten van een dj of artiest die u tijdens de borrel op de werkplek laat optreden, valt onder de nihilwaardering.

Maaltijden op de werkplek. Verstrekt u tijdens de borrel op de werkplek ook een maaltijd aan uw werknemer en aan diens eventuele partner, dan moet u een normbedrag ter hoogte van € 3,55 (2023) per maaltijd bij het loon van de werknemer tellen. Tip 4.  U mag dit loon ook aanwijzen als eindheffingsloon en ten laste brengen van de vrije ruimte.

Vrije ruimte benutten als die nog niet opgesoupeerd is. In 2023 bedraagt de vrije ruimte voor de werkkostenregeling 3% van de fiscale loonsom tot en met € 400.000. Over het deel van de fiscale loonsom dat hoger is dan € 400.000, bedraagt de vrije ruimte 1,18%. Let op.  Als u geen vrije ruimte meer heeft, bent u 80% eindheffing verschuldigd.

Externe feestlocatie. Organiseert u de borrel op een externe locatie, dan zijn alle kosten van de borrel belastbaar loon voor de werknemer. Ook de kosten voor de deelname van een partner van de werknemer moeten bij het loon van de werknemer worden geteld. U mag dit loon ook aanwijzen als eindheffingsloon en ten laste brengen van de vrije ruimte.

Uitzendkrachten. Maakt u gebruik van uitzendkrachten, dan zijn zij in dienst van het uitzendbureau. Aanwijzen als eindheffingsloon en onderbrengen in de vrije ruimte is dan niet mogelijk. Indien er in de uitzendovereenkomst rekening is gehouden met een dergelijke situatie, is het mogelijk dat het uitzendbureau deze kosten als eindheffingsloon aanwijst. Indien dit niet mogelijk is, moet de uitzendkracht de waarde van de kerst- of nieuwjaarsborrel aangeven in zijn aangifte inkomstenbelasting.

Een feestje met drankjes, snacks, gebak en een dj zijn belastingtechnisch het interessants als u dat op het werk organiseert en niet op een externe locatie.

Wilhelminalaan 1, 1441 EK Purmerend
Tel: 0299-767002 / E-mail: info@partnersinadministraties.nl