“…Doet u waar u goed in bent en laat de rest aan ons over…”

Denk aan de informatieplicht box 3 cryptovaluta

Dat de handel in cryptovaluta niet altijd even inzichtelijk is, doet niet ter zake. U dient desgevraagd alle informatie te leveren die de inspecteur hebben wil. Zo niet, dan kan deze een informatiebeschikking opleggen en een aanslag opleggen. Let op.  De gevraagde informatie kan ook via de rechter afgedwongen worden (ECLI:NL:RBDHA:2025:22) . In deze zaak handelde een belastingplichtige in cryptovaluta, maar ondanks talloze correspondentie en een informatiebeschikking gaf de man geen openheid van zaken. De Belastingdienst had er op een gegeven moment genoeg van en spande een kort geding aan waarin wederom de informatie werd geëist. De rechter stelde de Belastingdienst in het gelijk en legde een dwangsom op van € 2.500 per dag met een maximum van € 1,5 miljoen.

Ook als uw handel in cryptovaluta weinig inzichtelijk is, dient u de Belastingdienst van alle informatie te voorzien die voor uw belastingheffing van belang kan zijn. Desnoods via de rechter.

Extra aandacht fiscus bij kostenaftrek in aangiften 2025

Belastingen. De Belastingdienst gaat in 2025 extra aandacht besteden aan de beoordeling van de juistheid van kosten in de aangiften inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonheffingen. Hoewel de focus voornamelijk ligt op eenpersoons-BV’s, zullen ook andere vormen van ondernemerschap, zoals eenmanszaken en vennootschappen onder firma (Vof), niet buiten beschouwing worden gelaten. Let op.  Uit waarnemingen blijkt dat kostenposten vaak verkeerd worden verwerkt, wat leidt tot naheffingen, boetes en belastingrente.

Veelvoorkomende fouten. Uit analyses van vorige jaren blijkt dat er vaak correcties plaatsvinden op kosten die onterecht als zakelijke kosten worden opgevoerd, terwijl het overduidelijk is dat deze kosten privé zijn. Dit betreft bijv.:

  • schilderwerk aan een privéwoning;
  • abonnementen voor sport en streamingdiensten;
  • kosten voor laptops van gezinsleden.

Zakelijke kosten. Bij de beoordeling of kosten aftrekbaar zijn, kijkt de Belastingdienst naar het motief waarmee de kosten zijn gemaakt. Als duidelijk is dat de kosten volledig voor zakelijke doeleinden zijn gemaakt, worden deze doorgaans als aftrekpost geaccepteerd. Als ondernemer heeft u de vrijheid om te bepalen welke kosten u voor uw bedrijf maakt en hoeveel. Als de kosten echter onredelijk hoog zijn in verhouding tot de zakelijke belangen, zal de Belastingdienst beoordelen of er een redelijke verhouding bestaat. Ontbreekt deze, dan wordt de aftrek niet geaccepteerd. Let op.  Daarnaast zijn er kosten met een gemengd karakter. Van deze zogenaamde ‘gemengde kosten’ kunt u alleen het zakelijke deel aftrekken. Tip.  Door uw administratie goed bij te houden en kosten die niet voor zakelijke doeleinden zijn gebruikt, buiten de aangiften te houden, voorkomt u dat uw aangifte wordt gecorrigeerd.

Houd niet-zakelijke kosten buiten uw aangiften. Dat geldt voor de inkomstenbelasting, btw en loonheffingen. Dit voorkomt correcties, boetes en naheffingen.

Woning die uit verschillende delen bestaat deels in box 3?

Permanente bewoning. Als u een eigen woning bezit die u anders dan tijdelijk, oftewel permanent, bewoont, behoort deze in beginsel tot box 1. Dat betekent onder andere dat u de hypotheekrente onder voorwaarden kunt aftrekken. Bewoont u een woning niet permanent, dan behoort deze in beginsel tot box 3. De hypotheekrente is niet aftrekbaar, maar wordt als schuld aangemerkt in box 3 en de waarde van de woning wordt in box 3 belast als overige bezitting. Let op.  Het is dus fiscaal nogal van belang of een woning tot box 1 of box 3 behoort. De vraag is dan ook of een woning gedeeltelijk tot box 1 of box 3 kan behoren en zo ja, waar dit van afhangt. De rechter deed hier een uitspraak over (ECLI:NL:RBNHO:2024:8902) .

Herenhuis met drie etages

In de betreffende zaak handelde het om een herenhuis dat uit drie aparte etages bestond. Op de bovenste etage woonde de eigenaar, op de middelste etage zijn dochter en de onderste etage werd, na een periode van verhuur aan een derde, ook door de eigenaar gebruikt. Deze had de bovenste en de onderste etage in zijn aangifte opgenomen in box 1 en de aan zijn dochter verhuurde etage in box 3. De inspecteur was het hiermee niet eens en had ook de onderste etage in box 3 geplaatst. De zaak belandde voor de rechter.

Wat is een aanhorigheid? Voor de rechtbank stond de vraag centraal of de onderste etage beschouwd kon worden als een aanhorigheid. De aanhorigheid van een woning behoort namelijk ook tot de woning en dus tot dezelfde box als deze woning. De rechtbank stelde op grond van eerdere wetgeving dat er sprake is van een aanhorigheid als een object behoort bij, in gebruik is bij en naar de omstandigheden beoordeeld dienstbaar is aan de woning. Of dit zo is, hangt af van diverse omstandigheden, zoals de afstand tussen het object en de woning, de bouwkundige situatie en de bereikbaarheid van het object vanuit de woning.

Etages geen aanhorigheden. De rechtbank kwam op grond van deze definitie tot de conclusie dat de onderste etage niet als aanhorigheid bij de bovenste etage kon worden aangemerkt. Dit betekende dat deze etage in box 3 thuishoorde, wat voor de eigenaar fiscaal onvoordelig uitpakte. De rechtbank had overwogen dat de etages een eigen opgang hadden, evenals een eigen adresaanduiding, WOZ-objectnummer en WOZ-waarde.

Eigen keuken en sanitair. De etages beschikten ook elk over een eigen keuken, badkamer en sanitair. De appartementen zouden dan ook los van elkaar verkocht kunnen worden en afzonderlijk van elkaar gebruikt kunnen worden als zelfstandige wooneenheden. Dat de eigenaar de onderste etage na de verhuur weer zelf was gaan gebruiken, deed volgens de rechtbank niet ter zake. Navordering was terecht.

Wat kunt u hiermee?

Als u een woning bezit die uit verschillende onderdelen bestaat of van plan bent een dergelijke woning te kopen, is het fiscaal zeer van belang te weten of de woning geheel of deels in box 1 of box 3 belast wordt. Beoordeeld zal moeten worden of er sprake is van een aanhorigheid en dus of een deel van de woning behoort tot een ander deel van de woning, hierbij in gebruik is en er dienstbaar aan is. Met name de zelfstandigheid van een deel van de woning is daarbij bepalend.

Woning wijzigen? Dit kan bijv. door de woning zodanig te verbouwen dat deze niet als zelfstandig aangemerkt kan worden en niet voorzien is van een eigen keuken en/of sanitair.

Heeft u een woning die uit verschillende onderdelen bestaat, ga dan na of delen hiervan als aanhorigheid bij uw woning kunnen worden beschouwd. Zo nee, dan horen ze in beginsel in box 3. Ga ook na of u dit eventueel kunt wijzigen (bijv. niet voorzien van een eigen keuken en sanitair) en tegen welke kosten.

Controle schijnzelfstandigheid, hoe bereidt u zich voor?

Handhaving hervat per 2025. Zoals u weet, heeft de Belastingdienst met ingang van 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op arbeidsrelaties opgeheven. Dit betekent dat de Belastingdienst (weer) actief zal controleren op de juiste kwalificatie van arbeidsrelaties.

Waar ligt de focus op? De focus ligt op het vaststellen of een opdrachtnemer daadwerkelijk als zelfstandige kan worden aangemerkt of dat er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking.

Belastingdienst komt met handleiding

De Belastingdienst heeft recentelijk het document Arbeidsrelaties – Handleiding bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken gepubliceerd. Deze handleiding is bedoeld voor medewerkers van de Belastingdienst die betrokken zijn bij het uitvoeren van bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken bij opdrachtgevers, waarbij de kwalificatie van arbeidsrelaties centraal staat.

Ook voor u van belang. Daarnaast biedt de handleiding ook nuttige informatie voor opdrachtgevers en ondernemers die meer willen weten over de procedures en controlemaatregelen met betrekking tot de kwalificatie van arbeidsrelaties.

Strengere handhaving

Vanaf 1 januari 2025 kan de Belastingdienst correctieverplichtingen en/of naheffingsaanslagen loonheffingen opleggen. Dit geldt echter alleen voor situaties na deze datum en niet met terugwerkende kracht. Let op.  Uitzonderingen hierop zijn:

  • kwaadwillendheid. Als een opdrachtgever opzettelijk schijnzelfstandigheid faciliteert;
  • niet-opgevolgde aanwijzing voor 2025. Indien een opdrachtgever eerder een aanwijzing van de Belastingdienst heeft ontvangen en deze niet heeft opgevolgd.

Selectiecontrole. De Belastingdienst selecteert opdrachtgevers voor een bedrijfsbezoek of boekenonderzoek op basis van de hiernavolgende criteria.

  • Steekproeven. Willekeurige selectie van bedrijven zonder specifieke aanleiding.
  • Detectiemodules. De Belastingdienst gebruikt een geautomatiseerd systeem om belastingaangiften te analyseren en mogelijke risico’s te signaleren, zoals onregelmatigheden in kostenstructuren of loonadministratie.
  • Individuele klantbehandeling. Signalen uit een eerder belastingtoezicht kunnen aanleiding zijn voor een controle.
  • Andere belastingcontroles. Als bij een andere belastingcontrole, zoals een btw-controle, schijnzelfstandigheid wordt geconstateerd.

Bedrijfsbezoek. In 2025 start de Belastingdienst in principe met een bedrijfsbezoek. Als er echter duidelijke risicosignalen zijn, zoals evidente schijnzelfstandigheid, kan er direct een boekenonderzoek worden ingesteld.

Het bedrijfsbezoek

Het doel van het bedrijfsbezoek is een beeld te krijgen hoe u als bedrijf op het moment van het bedrijfsbezoek omgaat met de vormgeving (kwalificatie) van arbeidsrelaties met opdrachtnemers.

Aankondiging. De Belastingdienst neemt contact met u op, bespreekt het doel van het bezoek en maakt een afspraak voor de uitvoering daarvan op uw bedrijfsadres. Deze afspraak wordt vervolgens schriftelijk bevestigd.

Uitvoering. Een bedrijfsbezoek kan zowel door een duo (een controlespecialist en een heffingsspecialist loonheffingen) worden uitgevoerd, als door één specialist. In beide gevallen komen de specialisten langs om een beeld te krijgen van hoe u omgaat met de kwalificatie van arbeidsrelaties met opdrachtnemers. Tijdens het bezoek komt aan de orde:

  • welke werkwijze u hanteert richting uw opdrachtnemers;
  • hoe de documentatie daarvan eruitziet; en
  • hoe u ervoor zorgt dat arbeidsrelaties op de juiste wijze worden gekwalificeerd.

Evaluatie en verslag. De bevindingen worden vastgelegd in een verslag. Dit kan resulteren in geen vervolg, een tweede bedrijfsbezoek of een boekenonderzoek. Let op.  Een bedrijfsbezoek is geen boekenonderzoek. De (loon)administratie en aangiften worden tijdens dit bezoek niet inhoudelijk gecontroleerd.

Waarschuwing tijdens bedrijfsbezoek

Indien nodig zal de Belastingdienst u wijzen op de juiste kwalificatie van arbeidsrelaties en de mogelijke risico’s van schijnzelfstandigheid. Deze zogenaamde ‘waarschuwing’ is een informele manier om u te attenderen op risico’s. U krijgt hiermee de gelegenheid om uw bedrijfsvoering tijdig aan te passen, voordat er verdere stappen, zoals een boekenonderzoek of naheffingsaanslagen, volgen. Let op.  Als de Belastingdienst inschat dat er grote risico’s zijn of dat u werkt (of blijft werken) met schijnzelfstandigen, kan dit aanleiding geven voor het starten van een boekenonderzoek.

Wat houdt een boekenonderzoek in?

Tijdens een boekenonderzoek worden de (loon)administratie en aangiften inhoudelijk gecontroleerd. Een boekenonderzoek heeft de hiernavolgende fasen.

  • Aankondiging. U ontvangt een formele kennisgeving waarin wordt aangegeven welke administraties (zoals de aangiften loonheffingen, loonadministratie en overeenkomsten) beoordeeld worden als onderdeel van het boekenonderzoek.
  • Controle. De inspecteur beoordeelt de administratie om vast te stellen of er sprake is van een dienstbetrekking of zelfstandige arbeidsrelatie.
  • Afronding. De bevindingen worden vastgelegd in een rapport. Indien er onjuistheden worden vastgesteld, kunnen correcties en naheffingsaanslagen volgen.

Gevolgen van een onjuiste kwalificatie?

Voor opdrachtgevers. Gevolgen voor opdrachtgever kunnen zijn:

  • naheffingsaanslagen loonheffingen;
  • correcties in de btw-aangifte;
  • doorbetaling bij ziekte.

Voor opdrachtnemers. Gevolgen voor opdrachtnemers kunnen zijn:

  • verlies van het recht op de ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling;
  • geen recht op kostenaftrek;
  • afgedragen btw over de omzet wordt niet terugbetaald;
  • de in aftrek gebrachte voorbelasting moet worden terugbetaald.

Mogelijke boetes vanaf 2026

In 2025 worden er geen verzuim- of vergrijpboetes opgelegd als u kunt aantonen dat u actief maatregelen neemt om arbeidsrelaties op de juiste manier te kwalificeren. Let op.  Echter, vanaf 2026 kan de Belastingdienst verzuim- of vergrijpboetes opleggen, zelfs bij onopzettelijke fouten.

Hoe beperkt u het risico?

U kunt het risico beperken door altijd samen met uw opdrachtnemer te beoordelen:

  • of er sprake is van een opdracht die door de opdrachtnemer als ondernemer wordt verleend;
  • of er sprake is van werken in loondienst. Doe dit via de echte feiten en omstandigheden.

Hulp bij beoordeling. Op de website van de Belastingdienst vindt u hierover meer informatie ( https://www.belastingdienst.nl – zoekwoord: arbeidsrelaties: zzp – ja of nee).

De Belastingdienst heeft het document Arbeidsrelaties – Handleiding bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken voor haar medewerkers gepubliceerd. Deze bevat ook nuttige informatie voor opdrachtgevers en ondernemers die meer willen weten over de procedures en controlemaatregelen met betrekking tot de kwalificatie van arbeidsrelaties.

Testament of een levenstestament?

Testament of uiterste wil?

De term testament is geen wettelijke term. In de wet wordt gesproken over uiterste wil. De bepalingen in de uiterste wil worden aangeduid als uiterste wilsbeschikkingen. De wet bepaalt dat het testament een persoonlijk document is, dus dat ieder mens zijn eigen testament opstelt. Ook voor gehuwden geldt dus dat ieder van de echtgenoten zijn eigen testament opstelt. De inhoud is vaak wel gelijkluidend. Er is zelfs een wettelijke bepaling die het gezamenlijk testament expliciet verbiedt. Ook valt een opgesteld testament te allen tijde te wijzigen (mits de opsteller ervan wilsbekwaam is). Verder is een kenmerk van het testament dat het pas in werking treedt bij overlijden. Tijdens leven heeft het testament dus geen werking.

Levenstestament?

Het erfrecht is geregeld in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek. Het levenstestament is niet wettelijk geregeld. Sinds 2010 heeft het levenstestament in de notariële praktijk een grote vlucht genomen. Een andere naam voor het levenstestament is algehele notariële volmacht. In het levenstestament worden regelingen opgenomen voor de situatie dat iemand wegens geestelijke onbekwaamheid (tijdelijk of duurzaam) niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen.

Waarop men doelt. Hiermee wordt gedoeld op een situatie van wilsonbekwaamheid. In het levenstestament kunnen regelingen worden opgenomen op vermogensrechtelijk en medisch gebied. Dat het levenstestament (nog) niet wettelijk is geregeld, betekent dat er formeel geen vormvereiste geldt voor het levenstestament.

Bij de notaris. Voor de praktijk is het erg belangrijk dat u het levenstestament bij de notaris opstelt. Op vermogensrechtelijk gebied zullen instanties, zoals banken en notariskantoren, het levenstestament niet accepteren als deze niet notarieel is opgesteld.

Volmachtverleningen. Indien u niet meer in staat bent om uw eigen belangen te behartigen, bepaalt u wie namens u uw belangen mag behartigen. Heeft u een partner en kinderen, dan is het gebruikelijk om eerst de volmacht aan uw partner te geven. U bepaalt zelf vanaf welk moment de volmacht aan uw partner in werking treedt. Dat kan zijn per direct of vanaf het moment dat u niet meer in staat bent uw eigen belangen te behartigen (dus na een artsverklaring). Vervolgens kan er een volmachtverlening aan de kinderen worden gegeven. Daarbij wordt geregeld dat de kinderen pas mogen handelen als uit artsverklaringen blijkt dat u en uw partner beiden niet meer in staat zijn om hun eigen belangen te behartigen.

Volmachtverleningen op medisch gebied. In het levenstestament kan een medisch onderdeel worden opgenomen. Dit is niet verplicht. De basis is het verlenen van een vermogensrechtelijke volmacht. Het is ook gebruikelijk om een medische volmacht op te nemen. Daarin bepaalt u wie er namens u medische beslissingen kan nemen, indien u dat zelf niet meer kunt. De medisch gevolmachtigden kunnen andere personen zijn dan de gevolmachtigden op vermogensrechtelijk gebied. Bij het medische komt immers ook meer emotie kijken. Wellicht geeft u beide volmachten eerst aan uw partner en opvolgend aan een van uw kinderen. Dat is niet verplicht, maar kan.

Wilsverklaringen. Ook kunnen in het medische onderdeel wilsverklaringen worden opgenomen. Denk aan een behandelverbod en/of een euthanasieverzoek. Het behandelverbod houdt in dat bij uitzichtloos lijden niet meer verder wordt behandeld. Dat is dus een stukje passieve levensbeëindiging. Een euthanasieverzoek houdt in dat bij uitzichtloos lijden middelen (medicijnen) worden toegediend waardoor een patiënt overlijdt. Dat is dus een stukje actieve levensbeëindiging.

Einde volmacht

Het is van belang om te weten dat het levenstestament uit twee onderdelen bestaat: een volmachtverlening op vermogensrechtelijk gebied en een volmachtverlening op medisch gebied. Zoals hiervoor is gebleken, kunnen in beide onderdelen andere personen worden aangewezen tot gevolmachtigden. Voor beide volmachten geldt echter dat deze eindigen bij het overlijden van de volmachtgever.

Wanneer welk soort testament?

Het testament treedt in werking bij overlijden. Het levenstestament werkt tijdens leven en eindigt bij overlijden. Dat betekent dat beide akten zien op verschillende situaties. Het een is dus niet beter dan het ander. Daardoor stellen veel mensen in de praktijk zowel een testament als een levenstestament op. Wanneer het levenstestament eindigt door overlijden, treedt het testament in werking. In de praktijk leeft men nog wel eens in de veronderstelling dat het levenstestament een bijlage bij het normale testament is. Dat is dus niet het geval.

Dus twee documenten. Voor het opstellen van beide documenten gaat u naar de notaris. Heeft u een partner, dan worden er in totaal vier akten opgesteld (twee testamenten en twee levenstestamenten). Bent u alleenstaand, dan praten we over twee akten (een testament en een levenstestament). Doordat het testament en levenstestament verschillende akten zijn, heeft u ook de mogelijkheid om alleen een testament of levenstestament op te stellen. Combineren is dus niet verplicht.

Voor de ondernemer/onderneming

In het levenstestament geeft u op vermogensrechtelijk gebied een algehele volmacht aan iemand anders. Dat houdt in dat de gevolmachtigde uw belangen op alle rechtsgebieden mag behartigen. De gevolmachtigde mag bijv. uw bankzaken regelen, uw woning verkopen, schenkingen doen, uw belangen behartigen bij pensioenfondsen of verzekeraars en bij de overheid. Ook in de hoedanigheid van aandeelhouder of bestuurder mogen uw belangen worden behartigd. Tip.  Daarmee kan in het levenstestament ook het onderdeel ondernemersvolmacht worden opgenomen. Indien u wilt dat een specifiek persoon de zaken voor uw bedrijf regelt (iemand anders dan degene die de hiervoor genoemde vermogensrechtelijke aangelegenheden regelt), kan daarvoor een specifieke volmachtverlening (een ondernemersvolmacht) worden opgenomen. Deze ondernemersvolmacht is dus onderdeel van het levenstestament.

Voor de particulier

Eigenlijk is het opstellen van een levenstestament voor elke particulier van belang. Indien u niet meer in staat bent om uw eigen zakelijke belangen te behartigen, is het niet zo dat iemand anders dat dan automatisch voor u mag doen. Indien er niets is geregeld, zal via de kantonrechter een bewindvoeringstraject opgestart moeten worden. De bewindvoerder wordt dan uw wettelijk vertegenwoordiger. Aan het traject via de kantonrechter zitten haken en ogen. Dit brengt administratief nogal wat rompslomp met zich mee.

Niet in alle gevallen geschikt. Hoewel het opstellen van een levenstestament een heel mooi middel is om in uw belangenbehartiging te voorzien, is dit niet voor iedereen geschikt. Het risico dat op de loer ligt, is (financieel) misbruik. De gevolmachtigde mag immers bij uw bankrekening(en) en kan dus geld van de rekening afhalen of overboekingen doen. Het is daarom van belang om in het levenstestament een toezichthouder te benoemen. Tip.  Indien er in de nabije omgeving geen personen zijn die u het vertrouwen kunt/wilt geven om uw belangen te behartigen, is een traject via de kantonrechter (beschermingsbewind) beter.

Prijsindicatie. De kosten voor het opstellen van een (levens)testament bedragen doorgaans circa € 400 à € 500. Voor twee levenstestamenten (partners) zijn de kosten indicatief € 800 à € 900.

Combineren. Veel kantoren hanteren combinatietarieven (€ 800 à € 900) wanneer er een testament en een levenstestament wordt afgenomen (de combinatie). Informeer daarnaar.

Fiscaal belang? Het kan voor de erfbelasting aantrekkelijk zijn om een testament te maken, maar dat is afhankelijk van uw situatie en wensen en de inhoud en doel van het testament.

In het testament kunt u regelingen treffen voor overlijden en in het levenstestament voor de situatie van wilsonbekwaamheid tijdens leven. Hierin kunt u ook het onderdeel ondernemersvolmacht opnemen als u wilt dat een specifiek persoon de zaken voor uw bedrijf regelt als u daartoe niet meer in staat bent. Regel dit bij een notaris.

Ook in 2025 Noodfonds Energie

Het kabinet heeft bekendgemaakt dat er in 2025 € 60 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor huishoudens die door de hoge energienota in financiële moeilijkheden kunnen komen. Energiebedrijven betalen samen met de netbeheerders de uitvoeringskosten van ruim € 10 miljoen. Het kabinet streeft ernaar vanaf volgend jaar middelen te verkrijgen uit een Europees fonds en zal hiertoe voor 1 juli 2025 een aanvraag indienen bij de Europese Commissie.

Voorwaarden. Om voor een tegemoetkoming uit het Noodfonds Energie in aanmerking te komen, moet er voldaan worden aan enkele voorwaarden. De precieze voorwaarden zijn nog niet bekend, maar vorig jaar was de tegemoetkoming alleen beschikbaar voor huishoudens met een inkomen tot twee keer het sociaal minimum die minstens 10% van hun inkomen kwijt waren aan energiekosten. De tegemoetkoming kan naar verwachting vanaf april 2025 worden aangevraagd.

Heeft u een gering inkomen en betaalt u in verhouding veel aan energiekosten, dan kunt u ook dit jaar subsidie aanvragen bij het Noodfonds Energie. Wanneer, is nog niet bekend.

Is een tiny house in fiscale zin een eigen woning?

Eigen woning. Vanuit fiscaal oogpunt is er sprake van een eigen woning als u eigenaar bent van een gebouw, een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen of een gedeelte van een gebouw, een schip of een woonwagen, met de daartoe behorende aanhorigheden, welke als uw hoofdverblijf dient.

Voordelen. Het hebben van een eigen woning brengt fiscale voordelen met zich mee. Zo kunt u de (hypotheek)rente en bepaalde kosten in aftrek brengen op uw inkomen. Let op.  Maar u moet ook een klein percentage van de waarde van uw huis optellen bij uw inkomen, het eigenwoningforfait.

Tiny house. Mede vanwege deze voordelen is het dan ook van belang om te weten of uw tiny house vanuit fiscaal oogpunt kwalificeert als een eigen woning. Aan de kennisgroep is dan ook de vraag voorgelegd of een tiny house, dat is aangesloten op water, riool en elektriciteit en in eigendom is van de bewoner, als eigen woning kwalificeert (KG:051:2024:15) . Voor de beantwoording van deze vraag moet allereerst onderzocht worden of een tiny house onder het begrip gebouw of duurzaam aan een plaats gebonden woonwagen valt.

Gebouw?

In de fiscale wetgeving is geen definitie gegeven van het begrip gebouw. Uit andere wetgeving volgt echter dat een gebouw een bouwwerk is dat een voor mensen toegankelijk overdekt geheel vormt. Daarnaast moet het gebouw uiteraard ook alle belangrijke kenmerken van een woning hebben, zoals een keuken, een badkamer en installaties. Tot slot moet het gebouw ook duurzaam met de grond verenigd zijn. Denk hierbij aan de situatie dat de woning op een fundering rust. Het maakt hierbij niet uit dat het technisch mogelijk is om de woning te verplaatsen.

Conclusie. Op basis van voorgaande criteria heeft de kennisgroep geoordeeld dat het tiny house (uit de casus) kwalificeert als een woning. Het is een gebouw dat alle belangrijke kenmerken van een woning heeft en daarnaast is de woning geplaatst op een fundering van betonplaten die bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven.

Woonwagen?

Een tiny house kwalificeert als een woonwagen indien het gebouw voor bewoning is bestemd en op een standplaats is geplaatst die in zijn geheel of in dele kan worden verplaatst. Ook hier geldt dat de woonwagen duurzaam aan de grond verenigd moet zijn. Criteria die hierbij een rol spelen zijn de verplaatsbaarheid, een vaste elektriciteitsaansluiting of een vaste rioolaansluiting.

Conclusie. Volgens de kennisgroep is het tiny house (uit de casus) geplaatst op een standplaats waarop aansluitingen op de nutsvoorzieningen aanwezig zijn en tevens kan de woning in zijn geheel worden verplaatst. Doordat het tiny house door middel van een fundering van betonplaten is vastgemaakt aan de grond en is aangesloten op water, riool en elektriciteit, kwalificeert het tiny house als een woning.

Duidelijkheid

Door dit gepubliceerde kennisgroepstandpunt en de genoemde criteria bestaat er meer duidelijkheid over de vraag of een tiny house kwalificeert als eigen woning voor de inkomstenbelasting. Let op.  In elke specifieke situatie moet naar de relevante feiten en omstandigheden van het geval gekeken worden en beoordeeld worden of het betreffende tiny house kwalificeert als woning.

Volgens de kennisgroep is een tiny house een gebouw of een woonwagen, waardoor het kwalificeert als een eigen woning voor de inkomstenbelasting. Hierdoor kunt u de (hypotheek)rente en bepaalde kosten in aftrek brengen op uw box 1-inkomen.

Maak bewuste keuze voor hoofdverblijf

Gemiddeld loopt een op de drie huwelijken op de klippen. Scheiden heeft echter nogal wat voeten in aarde, dus wordt er soms voor gekozen om gehuwd te blijven en duurzaam gescheiden te gaan leven. Als beide echtgenoten een eigen woning bezitten, is het fiscaal van belang dat er wordt aangegeven welke woning als eigen woning wordt bestempeld. Gebeurt dat niet, dan kan het veel geld kosten, zo bleek onlangs voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2025:692) . Wat speelde er?

Wat is de eigen woning?

In deze zaak handelde het om twee echtgenoten die duurzaam gescheiden van elkaar leefden. Beide echtgenoten waren gezamenlijk in het bezit van een eigen woning. De echtgenoten hadden bij hun aangifte ieder hun eigen woning fiscaal als eigen woning aangemerkt. Ze hadden ieder de betaalde hypotheekrente op hun woning in aftrek gebracht en het eigenwoningforfait van hun woning als inkomen aangemerkt. Bij de aangifte corrigeerde de inspecteur de aangifte van de man en stelde de aftrekbare hypotheekrente slechts op de helft van het in aftrek gebrachte bedrag. Daarop stapte de man naar de rechter.

Wie is partner? De rechtbank stelde om te beginnen vast dat beide echtgenoten fiscaal als elkaars partner moeten worden aangemerkt. Dat ze gescheiden duurzaam leefden, was in dit kader niet van belang. Ook dan blijven ze namelijk fiscaal elkaars partner.

Keuzeplicht. De rechtbank stelt verder vast dat wettelijk is bepaald dat partners die in het bezit zijn van meer dan één hoofdverblijf, zelf moeten aangeven welke woning fiscaal als eigen woning moet worden aangemerkt. Let op.  Deze keuze moet samen worden gemaakt en mag dus niet in de aangiften verschillen. Daarbij is de keuze bepalend die is gemaakt in de aangifte die het eerste bij de Belastingdienst binnenkomt. Op deze keuze kan niet meer worden teruggekomen, ook niet als partners allebei een andere keuze maken.

Geen verdeling aftrekposten

De rechtbank constateert verder dat, nu beide echtgenoten hun eigen woning als fiscale eigen woning hebben aangewezen, er geen keuze is gemaakt inzake de verdeling van aftrekposten met betrekking tot deze eigen woning. Daarom wordt op grond van de wet de helft van de betreffende aftrekpost aan ieder der partners toegerekend. De aangifte van de man was als eerste bij de Belastingdienst binnengekomen en dus werd zijn woning fiscaal als eigen woning aangemerkt. In dit geval pakte dat slecht uit, want de man had in het jaar € 3.253 aan hypotheekrente betaald, terwijl dit voor zijn echtgenote bijna het dubbele was met € 6.497.

Wat kunt u hiervan leren?

Het voorgaande maakt duidelijk dat het in een soortgelijke situatie van belang is dat duurzaam gescheiden levende echtgenoten overleggen inzake het indienen van de aangiften. Met betrekking tot de eigen woning moeten er nu eenmaal keuzes gemaakt worden en als dit niet gebeurt, kan dat zomaar slecht uitpakken.

Geen keuze, pas op! Zo is onder meer bepaald dat wanneer er geen keuze wordt gemaakt, van geen enkele woning de hypotheekrente aftrekbaar is. Echter, ook als er wel een keuze wordt gemaakt en als de eerst binnengekomen aangifte niet de meest optimale keuze bevat, kan dit slecht uitpakken, zo zien we in deze rechtszaak. Voorkom dit dus te allen tijde.

Zorg ervoor dat u als duurzaam gescheiden echtgenoten met ieder een eigen woning samenwerkt bij de aangifte. Zo kunt u samen kiezen welke woning fiscaal het hoofdverblijf is en zo het voordeel van de aftrekbare hypotheekrente maximaliseren.

Nu e-auto kopen, later minder bijtelling

Overweegt u als ondernemer een elektrische auto van de zaak? In dat geval moet u er rekening mee houden dat er vanaf 2026 nog maar één bijtellingspercentage van 22% geldt. Let op.  Daardoor is er voor auto’s zonder CO2 -uitstoot (zoals een volledig elektrische auto) die vanaf 1 januari 2026 voor het eerst zijn toegelaten, geen bijtellingsvoordeel meer ten opzichte van auto’s met CO2 -uitstoot. Gebruikt u een auto uit uw onderneming ook privé, dan moet u een bijtelling voor privégebruik toepassen als u op jaarbasis meer dan 500 kilometer privé rijdt.

Bijtelling. De hoogte van het bijtellingspercentage hangt (tot en met 2025) af van de CO2 -uitstoot en de datum van eerste toelating van de auto. Voor volledig elektrische auto’s met een datum van eerste toelating in 2025 geldt een verlaagd bijtellingspercentage van 17% over de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde. Over het meerdere bedraagt de bijtelling 22%. De bijtelling wordt berekend over de cataloguswaarde, inclusief btw en bpm en accessoires die door of namens de fabrikant of importeur zijn aangebracht, voordat deel 1 van het kenteken is afgegeven.

60-maandentermijn. Het verlaagde bijtellingspercentage geldt voor een termijn van 60 maanden. Deze periode begint op de eerste dag van de maand na de maand waarin de auto voor het eerst is toegelaten. Is de eerste toelating bijv. op 8 mei 2025, dan start de 60-maandentermijn op 1 juni 2025. Zodra deze 60 maanden zijn verstreken, wordt het bijtellingspercentage opnieuw vastgesteld tegen de dan geldende regels. De datum van eerste toelating valt bij nieuwe auto’s samen met de datum van kentekenafgifte in Nederland of bij een auto uit het buitenland, de datum aldaar van eerste kentekenregistratie.

Voorbeeld.U koopt een e-auto die op 8 mei 2025 voor het eerst is toegelaten. De 60-maandentermijn waarin het verlaagde bijtellingspercentage van 17% tot € 30.000 geldt, start op 1 juni 2025 en loopt tot en met 31 mei 2030, dus exact vijf jaar. U profiteert in deze periode dus nog van een jaarlijks bijtellingsvoordeel van 5% over de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde. Een voordeel van € 1.500 per jaar aan bijtellingsgrondslag.Let op.  Voor IB-ondernemers is de bijtelling gemaximeerd tot het bedrag aan autokosten dat in dat jaar ten laste van de winst is gebracht.

Er geldt vanaf 2026 nog maar één bijtelling van 22%. Koopt u in 2025 een nieuwe e-auto, dan profiteert u dus nog 60 maanden van het huidige bijtellingspercentage.

Maak slim gebruik van de tarieven in de Successiewet 1956

De tarieven

In de huidige Successiewet 1956 wordt de eerste € 154.197 belast tegen een lager tarief dan het hetgeen boven dit bedrag wordt verkregen. Deze bedragen gelden zowel voor de erf- als schenkbelasting. In de Successiewet 1956 kennen we twee tarieven voor verschillende groepen.

  1. Partner en kinderen. Een partner of kind wordt relatief gunstig belast, namelijk tegen een tarief van 10% oplopend naar 20%. De eerste € 154.197 wordt bij hen belast tegen 10% en het meerdere tegen 20%. Met partner wordt in dit kader een echtgenoot, geregistreerd partner of samenlevingspartner bedoeld. Voor de laatstgenoemde geldt dit uitsluitend indien de samenlevingspartners op hetzelfde adres staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen, geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn en een notarieel verleden samenlevingscontract hebben (of vijf jaar samenwonen zonder notarieel samenlevingscontract).
  2. Overige afstammelingen. Voor kleinkinderen, achterkleinkinderen en de daaropvolgende generaties geldt een afwijking op het tarief van 10 en 20%. Bij deze groep wordt dit bedrag vermeerderd met 80% daarvan. Dat betekent dat de eerste € 154.197 wordt belast tegen 18% en alles daarboven tegen 36%.

Slimme zet. Indien de erfenis een dusdanige omvang heeft dat de kinderen voor een groot deel tegen 20% worden belast, kan het nuttig zijn om een bedrag van de vrijstelling en maximaal de eerste tariefschijf aan de kleinkinderen na te laten. De kinderen zouden in dat geval immers belast worden tegen 20%, terwijl dit bij de kleinkinderen tegen 18% wordt belast. Tip.  Bij grote nalatenschappen kan deze besparing van 2% veel erfbelasting besparen.

In overige gevallen. Een partner en een afstammeling worden, zoals hiervoor is gebleken, tegen tarieven van 10-20% en 18-36% belast. In alle overige gevallen gelden er tarieven van 30% oplopend naar 40%. De eerste € 154.197 wordt belast tegen 30% en alles daarboven tegen 40%. Een broer of zus, neef of nicht, vriend of kennis, valt derhalve onder het tarief van 30-40%.

Voorbeeld 1.Jan heeft twee erfgenamen, zijn kinderen Carlijn en Rik. Carlijn en Rik erven ieder € 250.000 van Jan. Hoeveel erfbelasting is ieder van hen verschuldigd? Antwoord: € 250.000 -/- € 25.490 (vrijstelling) = € 224.510. € 154.197 x 10% = € 15.419 en € 70.313 x 20% = € 14.062 = € 29.481 (verschuldigde erfbelasting per kind).

Voorbeeld 2.Hilma heeft één zus (Gerrie). Gerrie is Hilma’s enig erfgenaam. Hilma’s nalatenschap heeft een omvang van € 200.000. Hoeveel erfbelasting moet Gerrie hierover betalen? Antwoord: Gerrie mag € 2.690 belastingvrij erven. € 200.000 -/- € 2.690 = € 197.310. De eerste € 154.197 wordt belast tegen een tarief van 30% = € 46.259. Het meerdere (€ 200.000 -/- € 154.197 = € 45.803) wordt tegen een tarief van 40% belast = € 18.321. In totaal betaalt Gerrie (€ 6.259 + € 18.321) = € 64.580 aan erfbelasting.

Het wettelijke erfrecht

In het wettelijke erfrecht erven, indien de overledene geen echtgenoot of geregistreerd partner is en kinderen nalaat, de ouders, broers en zussen van de overledene. In de wettelijke ordening hebben broers en zussen dus een hoge positie. Voor de erfbelasting worden broers en zussen behandeld als ‘overige’.

Maak slim gebruik van de verschillende vrijstellingen en tarieven. Door hier creatief mee om te gaan, kan er in veel gevallen erfbelasting worden bespaard, bijv. door de kleinkinderen mee te nemen in het testament.

Wilhelminalaan 1, 1441 EK Purmerend
Tel: 0299-767002 / E-mail: info@partnersinadministraties.nl