“…Doet u waar u goed in bent en laat de rest aan ons over…”

Fooien van klanten zien als belast loon?

In veel sectoren ontvangen werknemers fooien van klanten. Dit kan contant zijn of via pin en roept vaak de vraag op: hoe zit dit fiscaal? Moet u hierover loonheffing inhouden en afdragen of niet? De Belastingdienst heeft hierover onlangs een standpunt gepubliceerd (KG:204:2025:7) .

Ligt niet voor de hand. Fooien zijn fiscaal belast als het gaat om een beloning voor verrichte arbeid. Ook als de fooi rechtstreeks afkomstig is van een klant (loon van derden). Er is sprake van loon van derden als er voordeel wordt genoten uit dienstbetrekking dat niet rechtstreeks door de werkgever aan de werknemer is betaald. Toch betekent dit niet automatisch dat u als werkgever over deze fooien inhoudingsplichtig bent. U houdt geen loonheffingen in als fooien loon van derden zijn en:

  • de fooi rechtstreeks toekomt aan de werknemers; en
  • u zich niet bemoeit met de verdeling/besteding; en
  • u bij het bepalen van het voor de werknemer rechtens geldende loon geen rekening is gehouden met fooien. De werknemer dient in dit geval de fooien zelf aan te geven in de aangifte inkomstenbelasting.

Voorbeeld.Uw kassasysteem registreert de fooi die via de pin wordt ontvangen. U draagt het weektotaal aan fooi contant over aan een aangewezen medewerker die de fooi naar rato van de gewerkte uren verdeelt. U bemoeit zich verder niet met de verdeling. Bij het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden heeft u geen rekening gehouden met de fooien. U betaalt het loon conform de cao of het wettelijk minimumloon.

Wanneer wel inhoudingsplicht? U moet loonheffingen inhouden zodra fooien feitelijk onderdeel worden van de beloning of als u deze meeneemt in de loonafspraken, bijv. als u bij het vaststellen van het rechtens geldende loon impliciet of expliciet met fooien rekent, bijv. door een lager basissalaris te hanteren ‘omdat er fooi is’. Ook als u de fooi in feite tot werkgeversloon maakt, ontstaat er inhoudingsplicht, bijv. als u (mede) de verdeling of besteding bepaalt, een deel van de fooien inhoudt of achterhoudt voor andere doelen (zoals kastekort of personeelsuitje) of wanneer u fooien via de loonstrook uitkeert of structureel vastlegt in de arbeidsvoorwaarden. Let op.  Voor horecabedrijven gelden er aangepaste regels.

Bemoei u niet met fooien en maak ze geen onderdeel van uw loonafspraken. Dan zit u veilig en hoeft u op fooien geen loonheffingen in te houden.

Kassabonnetje voldoende voor btw-aftrek?

Btw-aftrek

U mag btw alleen aftrekken over zakelijke kosten die verband houden met uw belaste omzet en waarvoor u beschikt over een correcte factuur. Zo’n factuur moet voldoen aan de factuurvereisten uit de Wet op de omzetbelasting 1968 (art. 35a) . Voldoet de factuur niet aan deze eisen, dan vervalt uw recht op aftrek van voorbelasting. Echter in bepaalde gevallen gelden er afwijkende regels.

Bedragen tot en met € 100 inclusief btw. Voor bedragen tot en met € 100 inclusief btw is een vereenvoudigde factuur (zoals een kassabon) voldoende om de btw in aftrek te kunnen nemen. Op de kassabon moet dan minimaal het volgende staan:

  • de datum van aankoop;
  • de naam en het adres van de leverancier of dienstverlener;
  • een duidelijke omschrijving van wat er is geleverd (welke goederen of diensten);
  • het btw-bedrag.

Meer dan € 100? Bedraagt het bedrag op de kassabon meer dan € 100 inclusief btw, vraag dan altijd om een factuur die voldoet aan de wettelijke factuureisen. Alleen zo kunt u de btw aftrekken.

Brandstofbonnen. Ook voor de aankoop van brandstof gelden er andere eisen. Is het bedrag € 100 inclusief btw of minder, dan volstaat een kassabon. U moet wel aannemelijk maken dat u zelf de afnemer bent. Bij bedragen hoger dan € 100 inclusief btw moet de betaling naar u te herleiden zijn, bijv. doordat u afrekent met uw pinpas, creditcard of een tankpas.

Vervoer. Voor sommige diensten hoeft de leverancier u geen volledige factuur te verstrekken die aan de wettelijke factuurvereisten voldoet. Toch mag u in deze gevallen de btw wel als voorbelasting aftrekken. Dit geldt voor reizen met het openbaar vervoer of bij taxiritten. Het vervoersbewijs (zoals een treinkaartje of taxibon) fungeert in dat geval als factuur. U mag daarop het btw-bedrag van 9%, berekend als 9/109, van het totaalbedrag opnemen als voorbelasting.

Op saldo reizen? Reist u met een ov-chipkaart, betaalpas of een vergelijkbare kaart waarmee u op saldo kunt reizen, dan geldt ook een transactieoverzicht van deze kaart als vervoersbewijs, mits daarop de volgende gegevens duidelijk vermeld staan:

  • de datum waarop het overzicht is aangemaakt;
  • de naam van het vervoersbedrijf;
  • de datum van de gemaakte reis;
  • het traject dat u heeft afgelegd;
  • het btw-bedrag dat u moet betalen of de gegevens waarmee dit kan worden berekend.

Aftrek. U mag daar 9% btw van aftrekken (dat is 9/109 deel van het bedrag). Dit geldt alleen voor zakelijke ritten. Let op.  Woon-werkverkeer (heen en weer reizen woon- of verblijfplaats naar een vaste werkplaats) telt voor de btw als privé, waardoor btw-aftrek niet is toegestaan. Btw die u niet kunt aftrekken, mag u opvoeren als zakelijke kosten.

Thermische bonnen

Veel kassabonnen worden op thermisch papier gedrukt. Deze vervagen na verloop van tijd. Zijn ze niet meer leesbaar, dan voldoet u niet aan uw fiscale bewaarplicht (zeven jaar) en kan uw recht op aftrek vervallen. Tip.  Voorkom dit door na aankoop een scan of foto van de bon te maken. Zo houdt u altijd een duidelijk bewijs in uw administratie.

Voor bedragen tot en met € 100 inclusief btw is een vereenvoudigde factuur (zoals een kassabon) voldoende om de btw in aftrek te kunnen nemen. Let op hetgeen wel op het bonnetje moet staan, zoals de btw, de aankoopdatum en de leverancier/dienstverlener.

Bij contante omzet, kasboek bijhouden

Omkering van bewijslast. Ontbreekt uw kasadministratie of is deze ondeugdelijk, dan mag de Belastingdienst bij het opleggen van de aanslag of naheffingsaanslag een redelijke schatting maken van de contante omzet. In bezwaar of beroep geldt vervolgens omkering en verzwaring van de bewijslast: u moet dan overtuigend aantonen dat de schatting onjuist is. Een zorgvuldige kasadministratie is dus essentieel. Wat moet u weten?

Hoe ziet goede kasadministratie eruit?

U legt (bij voorkeur dagelijks) vast:

  • het beginsaldo van de kas;
  • de contante omzet (bij een kassa leest u dit af bij het contante deel van de Z-afslag);
  • de contante uitgaven (met omschrijving);
  • stortingen van kas naar bank en opnamen van bank naar kas;
  • privéopnamen uit de kas of privéstortingen in de kas;
  • het boeksaldo van de kas (berekend eindsaldo);
  • aanwezig kasgeld (op telmoment: bij voorkeur dagelijks, anders wekelijks);
  • het eventuele kasverschil.

Btw apart? Nee, u hoeft in het kasboek niet met btw-groepen te werken. Wel moet uw administratie als geheel de omzet per btw-tarief (21%, 9%, 0% en vrijgesteld) kunnen opleveren.

Geen kassa? Zonder kassa onderbouwt u dit via een verbruiks-/voorraadadministratie (beginvoorraad + inkoop -/- eindvoorraad) en koppelt u de productgroepen aan het juiste btw-tarief.

Kladadministratie? Noteert u ontvangsten en uitgaven in een kladkasboek of op kladbriefjes en schrijft u deze later over in een (digitaal) kasboek? Let op.  Dan maken deze primaire vastleggingen deel uit van uw kasadministratie. U mag deze niet wegdoen, u moet deze minimaal zeven jaar bewaren.

Regelmatig kascontrole uitvoeren

Een goede kasadministratie betekent meer dan alleen noteren van ontvangsten en uitgaven. U moet ook regelmatig controleren of het kasgeld klopt. Dat doet u door het aanwezige kasgeld na te tellen en dit te vergelijken met het saldo in uw kasboek. Ontstaat er een verschil, dan is het belangrijk dat u nagaat waardoor dit komt. Denk bijv. aan een vergeten bonnetje of een privéopname.

Zo verwerkt u kasverschillen. Vindt u de oorzaak, dan corrigeert u dit door alsnog de juiste boeking te maken. Blijft er een onverklaarbaar verschil over, dan moet u dit als volgt verwerken:

  • overschotten boekt u als omzet, waarover u btw bent verschuldigd;
  • tekorten boekt u als privéopname. Deze zijn niet aftrekbaar als kosten en leveren geen recht op vooraftrek van btw.

Bewaarplicht en back-ups

U bewaart minimaal zeven jaar:

  • digitale kassabestanden (transactie-/dagtotalen);
  • Z-afslagen en eventuele X-afslagen;
  • Het (klad)kasboek en onderliggende kladaantekeningen/briefjes.

Belangrijk! Digitale kassagegevens moeten digitaal bewaard blijven. Een papieren uitdraai vervangt het bronbestand niet. Veel kassa’s hebben een beperkt geheugen en overschrijven oude data. Tip.  Maak daarom altijd tijdig back-ups.

Houd dagelijks uw kasboek bij en controleer het kassaldo. Kasverschillen boekt u in het kasboek. Digitale kassagegevens moeten digitaal bewaard blijven. Een papieren uitdraai vervangt het bronbestand niet. Veel kassa’s hebben een beperkt geheugen en overschrijven oude data. Maak daarom altijd tijdig back-ups.

Wijziging huurtoeslag per 2026

Al definitief dan? Ja, eind vorig jaar al besloot het kabinet de huurtoeslag wat minder complex te maken. Daardoor gaan er meer mensen huurtoeslag ontvangen. De wijzigingen zijn dus al door het parlement aanvaard en daarmee definitief. Wat wijzigt er allemaal en wat zijn de gevolgen voor u als ontvanger van huurtoeslag?

Maximale huurgrens verdwijnt per 2026

Om te beginnen verdwijnt de maximale huurgrens, deze bedraagt nu nog € 900,07 per maand. Is uw huur nu hoger dan dit bedrag, dan krijgt u sowieso geen huurtoeslag. Vanaf 2026 kunt u ook boven deze grens nog huurtoeslag ontvangen als u aan de voorwaarden voldoet. Alleen krijgt u boven de grens over het meerdere geen huurtoeslag meer. De huurtoeslag wordt dan dus berekend tot de grens. Let op.  De grens wordt overigens per 2026 nog geïndexeerd, dus zal in 2026 iets hoger worden.

Wijziging huurgrens jongeren. Momenteel krijgen jongeren tot 23 jaar met een eigen huurgrens te maken. Deze ligt dit jaar op € 477,20. Ook voor deze grens gaat gelden dat boven deze grens recht op huurtoeslag kan bestaan, maar dat de huurtoeslag berekend wordt tot deze grens. Een hogere huur boven de grens levert dus niet meer toeslag op, maar betekent niet dat er in het geheel geen recht op huurtoeslag meer bestaat. Ook deze grens voor jongeren wordt overigens per 2026 nog geïndexeerd en komt dus iets hoger te liggen.

Verlaging leeftijdsgrens. Een andere wijziging is dat de leeftijdsgrens vanaf 2026 gaat gelden voor jongeren tot 21 jaar in plaats van tot 23 jaar zoals nu het geval is. Jongeren hebben dus eerder recht op huurtoeslag tot de normale huurgrens van thans € 900,07 per maand en hebben daardoor tot deze grens bij een hogere huur ook recht op meer huurtoeslag.

Geen huurtoeslag over servicekosten. De wijzigingen zijn op één punt in het nadeel van de huurtoeslagontvanger. Vanaf 2026 wordt er namelijk geen huurtoeslag meer uitgekeerd over de servicekosten voor het schoonmaken van gemeenschappelijke ruimtes, de energiekosten van deze ruimtes, de kosten van een huismeester en de kosten voor dienst- en recreatieruimtes.

Kale huurprijs! Over eventuele andere servicekosten werd al geen huurtoeslag meer uitgekeerd, maar vanaf 2026 dus alleen nog over de kale huurprijs.

Lineaire afbouw bij toename inkomen. De afbouw van de huurtoeslag bij een stijgend inkomen gebeurt nu nog in stapjes en is daarmee geleidelijker dan voorgaande jaren. Vanaf 2026 wordt de afbouw lineair, zodat een toenemend inkomen nog minder direct een fors verlies aan toeslag betekent.

Wat betekent dit?

De wijzigingen betekenen voor de meeste ontvangers van huurtoeslag een verbetering.

Voorwaarden. De hiervoor genoemde wijzigingen nemen overigens niet weg dat er uiteraard nog wel voldaan moet worden aan alle overige voorwaarden die gelden voor de huurtoeslag. Zo moet er onder meer sprake zijn van:

  • een zelfstandige woonruimte;
  • een huurovereenkomst; en
  • mogen uw inkomen en vermogen niet te hoog zijn. Als u wilt weten wat de effecten van de wijzigingen voor u zijn, kunt u te zijner tijd een proefberekening maken op de website van de Dienst Toeslagen.
Ontvangt u thans geen huurtoeslag omdat uw huur te hoog is, houd er dan rekening mee dat dit volgend jaar de huurtoeslag niet meer in de weg staat. Vraag dan dus huurtoeslag aan als u deze nu niet ontvangt omdat uw huur te hoog is. Let wel op de voorwaarden, zoals zelfstandige woonruimte, huurcontract en hoogte vermogen.

Privébijtelling bij wisseling auto van de zaak nu verduidelijkt

Onduidelijkheid. De bijtelling vanwege het privégebruik van een auto van de zaak leidt regelmatig tot vragen. Op het Forum salaris is de Belastingdienst onlangs ingegaan op de vraag hoe het zit met de bijtelling als een werknemer in de loop van het jaar over een andere auto gaat beschikken. Van alle salarisprofessionals op het forum gaf 41% een fout antwoord. Tijd dus voor een toelichting.

Wisseling auto werknemer/ondernemer

De Belastingdienst ging in het voorbeeld uit van een situatie waarbij aan een werknemer van 1 januari tot en met 30 september een auto ter beschikking werd gesteld. Vervolgens werd van 1 oktober tot en met 31 december een andere auto ter beschikking gesteld. Met de eerste auto werd alleen zakelijk gereden. Met de tweede auto werd 450 km privé gereden.

Hoeveel bijtelling? Gevraagd werd of voor beide auto’s de bijtelling geldt, voor alleen de tweede auto of voor geen van beide. Het juiste antwoord luidde dat voor geen van beide auto’s een bijtelling geldt. Tip.  Met beide auto’s samen wordt immers minder dan 500 km privé gereden en dan blijft de bijtelling dus achterwege voor beide auto’s.

Alleen deel van jaar auto? Van alle respondenten meende 41% dat er wel een bijtelling zou gelden. De verwarring is waarschijnlijk ontstaan omdat er wel een bijtelling geldt als slechts gedurende een deel van het jaar een auto ter beschikking wordt gesteld en hiermee naar evenredigheid in een jaar meer dan 500 km privé wordt gereden. Zou bijv. alleen de tweede auto ter beschikking zijn gesteld van 1 oktober tot 31 december, dan zou hiervoor wel de bijtelling gelden. Met de auto zou dan weliswaar minder dan 500 km privé zijn gereden, maar in deze situatie moeten de 500 privékilometers tijdevenredig worden berekend. De auto is drie maanden ter beschikking gesteld, dus kan de bijtelling dan alleen achterwege blijven als met de auto maximaal 3/12 x 500 = 125 km privé zou zijn gereden. Bij 450 km geldt in dat geval dus wel een bijtelling over drie maanden, dus 3/12 deel van de jaarlijkse bijtelling.

Blijf binnen 500 km-grens

Een kostbare fout die in de praktijk nogal eens gemaakt wordt, komt regelmatig voor als in de loop van het jaar van auto wordt gewisseld en met beide auto’s samen meer dan 500 km privé wordt gereden. Dan moet er namelijk over beide auto’s een bijtelling plaatsvinden, ook al zou met een van de auto’s helemaal niet privé zijn gereden. Wordt in het hiervoor gegeven voorbeeld met de tweede auto bijv. 600 km privé gereden in plaats van 450 km, dan geldt voor beide auto’s een bijtelling. Deze wordt berekend over de periode dat de auto’s ter beschikking hebben gestaan. Voor de eerste auto geldt dus een bijtelling over een periode van negen maanden en voor de tweede een bijtelling over drie maanden. Dit dus ondanks het feit dat met de eerste auto alleen zakelijk is gereden.

Vakantieauto? Dit is ook van belang voor werknemers of ondernemers of de dga die met de auto op vakantie gaan en hiervoor de auto van de zaak gebruiken. Wordt de auto normaal gesproken alleen zakelijk gebruikt maar in de vakantie ook privé, dan geldt de bijtelling dus over het hele jaar als er met de auto in de vakantie meer dan 500 km privé wordt gereden. Dit is dus ook het geval als voor de vakantie een andere auto ter beschikking wordt gesteld, omdat men dan bijv. over een grotere of al dan niet elektrische wil beschikken.

Pas op als tijdens een jaar een andere auto ter beschikking wordt gesteld. Zodra met de auto’s samen meer dan 500 km privé wordt gereden, geldt voor beide auto’s de bijtelling. Alleen als slechts een deel van het jaar een auto ter beschikking staat, wordt de 500 km tijdevenredig verminderd. Dit geldt voor ondernemer, werknemer en dga.

Optimaliseer uw investeringsaftrek door goede planning

Extra winstaftrek. Voor kleinschalige investeringen bestaat een belangrijke fiscale faciliteit, de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). De KIA betekent dat u bij investeringen waarop u moet afschrijven, dat wil zeggen investeringen die € 450 of meer kosten, een extra bedrag ten laste van de winst mag brengen. Omdat de faciliteit met name gericht is op kleinschalige investeringen, loopt de aftrek af naarmate de omvang van de investeringen toeneemt. Bij een investeringsbedrag in 2025 van meer dan € 392.230 is de aftrek zelfs nihil.

Einde van het jaar in zicht. Aangezien het einde van het jaar alweer naderbij komt, is het daarom goed om stil te staan bij de vraag of u dit jaar wellicht nog wilt investeren, en zo ja, tot welk bedrag. Of is het met het oog op de KIA wellicht beter nog even te wachten, uiteraard als dat tot de mogelijkheden behoort?

Afbouw KIA 2025

De KIA-afbouw volgt uit de hiernavolgende tabel.

 

Investering
KIA
< € 2.901
0%
€ 2.901 t/m € 70.602
28%
€ 70.603 t/m € 130.744
€ 19.769
€ 130.745 t/m € 392.230
€ 19.769 -/- 7,56% van het bedrag boven € 130.745
> € 392.230
0%

 

Inspelen op afbouw

Als het bedrijfseconomisch tot de mogelijkheden behoort, kan hieruit een aantal conclusies worden getrokken.

Voorkom investeringen tot € 2.900. Investeringen tot een investeringsbedrag van € 2.900 leveren u geen extra aftrek op. Mogelijk kunt u hierop inspelen door investeringen in één jaar te doen. Heeft u bijv. dit jaar € 2.000 uitgegeven aan een computer en wilt u er volgend jaar weer een aanschaffen van € 2.000, dan levert dit beide jaren geen KIA op. Voegt u de investeringen samen in 2025 of 2026, dan levert dit 28% KIA over € 4.000 op, oftewel: € 1.120.

Splits grote investeringen. Dreigt u in een jaar meer te investeren dan het maximum, overweeg uw investeringen dan over meerdere jaren te splitsen. Zo levert een investering van bijv. € 400.000 in 2025 geen KIA op, maar splitst u de investering over 2025 en 2026 in twee keer € 200.000, dan heeft u beide jaren recht op een KIA van € 14.533.

Voorkom desinvesteringsbijtelling. Als u voor een bedrijfsmiddel KIA kreeg en dit binnen vijf jaar na het begin van het kalenderjaar waarin u investeerde weer verkoopt, moet u de KIA weer terugbetalen over de verkoopopbrengst. U kunt dit voorkomen door bedrijfsmiddelen niet binnen deze termijn weer van de hand te doen.

Betalen en nog niet gebruiken?

De KIA kent ook enkele voorwaarden. Door hier rekening mee te houden kunt u de KIA verder optimaliseren. Zo krijgt u bijv. de KIA tot het bedrag dat u heeft betaald, als het een investering betreft die u nog niet in gebruik heeft genomen. Het restant van de KIA schuift dan door naar het volgende jaar. Dit kan voordelig zijn als uw winst dan tegen een hoger tarief belast wordt.

Als de investeringen toenemen, neemt de KIA af. Overleg dus met uw adviseur of bijv. het uitstellen of naar voren halen van investeringen of het splitsen ervan, lonend is. Houd ook rekening met de desinvesteringsbijtelling wanneer u binnen vijf jaar bedrijfsmiddelen met KIA weer verkoopt.

Een BV oprichten, waarom niet alleen gunstig bij hoge winsten?

Enkele opmerkingen vooraf

Dat een BV in veel gevallen belastingvoordeel oplevert, is zeker bij ondernemers algemeen bekend. Maar zelfs als belastingdruk geen rol speelt, kan het overwegen van een BV de moeite waard zijn: in verband met de continuïteit (staking en opvolging) en vanwege (privé)aansprakelijkheid voor de verplichtingen van de onderneming.

Belangrijkste aspecten. Hoewel de meeste ondernemers wel weten wat een BV is, gaan we voor de volledigheid toch in op de belangrijkste aspecten. De fiscale aspecten van de BV komen op allerlei (andere) plaatsen al vaak aan de orde.

Wat is een BV nou eigenlijk?

Een BV is een rechtsvorm met rechtspersoonlijkheid. Dat betekent dat de BV eigen rechten en plichten heeft. De BV zelf, en niet u als oprichter (en directeur-grootaandeelhouder), is aansprakelijk voor de verplichtingen van de BV. Ook voor de belastingheffing heeft de BV eigen verplichtingen. De belasting die de BV over haar winst moet betalen, is de vennootschapsbelasting. Een BV heeft belangrijke verschillen met een eenmanszaak of vennootschap onder firma.

Kenmerken BV

Vermogen. Het vermogen van een BV is verdeeld in aandelen. De aandelen vertegenwoordigen de eigendom van de BV. Als u alleen een BV opricht, bent u enig aandeelhouder.

Directeur-grootaandeelhouder. Bent u directeur van een BV en heeft u minimaal 5% van de aandelen in deze BV, dan bent u directeur-grootaandeelhouder (dga). Let op.  Als dga bent u verplicht een salaris uit de BV te ontvangen.

Aandelen niet verhandelbaar. De aandelen van een BV mogen alleen worden verkocht onder de voorwaarden zoals deze worden genoemd in de statuten (blokkeringsclausule) en met toestemming van de andere aandeelhouders.

Directie. Een of meer bestuurders ofwel directeuren leiden het bedrijf. Zij zijn meestal tevens aandeelhouder.

Formaliteiten

Oprichting. Een BV oprichten gaat via een notaris. Dit kan ook online. De notaris maakt de oprichtingsakte waarmee de BV juridisch tot stand komt.

Statuten. In de statuten van de BV staan de regels waar de directeuren en aandeelhouders van de BV zich aan moeten houden. In de statuten staat in elk geval:

  • het doel van de BV (veelal zal dit het exploiteren van een onderneming zijn);
  • hoeveel aandelen er zijn en wat voor soort;
  • wat directeuren wel en niet mogen (dit hangt ook samen met het doel van de BV, maar de bevoegdheden zijn meestal zeer ruim).

UBO. Als u een BV opricht, moet u Ultimate Beneficial Owner(s) (UBO’s) inschrijven in het UBO-register van de Kamer van Koophandel (KvK).

Inschrijving BV. De notaris schrijft de BV in bij het Handelsregister (KvK). U betaalt hiervoor een inschrijfvergoeding. De inschrijving bij de KvK brengt tevens de ambtelijke molen van de Belastingdienst op gang.

Aansprakelijkheid en schulden

Niet ieder bedrijf een succes. Het kan ook door externe gebeurtenissen fout gaan, denk bijv. aan corona. Als eenmanszaak bent u met uw privévermogen aansprakelijk en kan dit in het ergste geval leiden tot uw (persoonlijke) faillissement. Heeft u een BV, dan is de BV aansprakelijk voor de schulden en gaat in het ergste geval de BV failliet. U kunt als oprichter het geld (of uw inbreng in natura) kwijtraken dat u in uw BV heeft gestort, maar schuldeisers kunnen zich niet verhalen op uw privévermogen, zoals uw spaargeld of woning.

Toch persoonlijk aansprakelijk?

Uw privévermogen is dus meestal veilig als er iets misgaat met uw BV. Maar er zijn uitzonderingen: bij onbehoorlijk bestuur of bij niet op tijd melden van betalingsproblemen bij de Belastingdienst, kunt u ook privé worden aangesproken. Dit is ook het geval indien u contracten afsluit, terwijl u weet dat de BV deze niet kan nakomen. Als u bij de bank een lening afsluit, moet u vaak privé meetekenen. Kan de BV de lening niet afbetalen, dan kan de bank u privé aanspreken.

Holdingstructuur. Vaak richten ondernemers meerdere BV’s op. Een werkmaatschappij met daarin de onderneming en een holding. Met een dergelijke structuur kunt u risico’s spreiden, flexibeler zijn (bijv. bij verkoop van (een deel van) de onderneming) of belastingvoordeel krijgen.

Verkoop of beëindiging van het bedrijf

Overlijden. Heeft u een eenmanszaak, dan stopt deze automatisch bij uw overlijden. Alle activa en passiva gaan over naar uw privévermogen en uw erfgenamen moeten belasting betalen over de zogeheten ‘overlijdenswinst’.

Staking. Als u zelf bij leven stopt met uw bedrijf (en de bedrijfsmiddelen verkoopt of overbrengt naar uw privévermogen), moet u daarover belasting betalen.

Continuïteit. Bij een BV ligt dit anders. Uw overlijden betekent niet automatisch het einde van uw bedrijf en als u bij leven stopt met uw bedrijf of dit verkoopt, dan leidt dit niet (noodzakelijk) meteen tot belastingheffing in privé.

Flexibiliteit. Dit alles betekent dat u (of uw erfgenamen) veel flexibeler in hun mogelijkheden zijn bij de beëindiging of de verkoop van het bedrijf. Tip.  U kunt een potentiële opvolger (bijv. uw kind of een werknemer) extra bij het bedrijf betrekken door hem alvast een pakketje aandelen te geven.

Hoe beëindigt u uw onderneming?

De BV verkopen. U draagt de aandelen via een notaris over aan de nieuwe eigenaar. Als u winst maakt bij de verkoop van uw aandelen, betaalt u daar belasting over. Tip.  Met een holdingstructuur kunt u het betaalmoment uitstellen.

Activa-passivatransactie. U kunt ook alleen de activa en passiva overdragen. De BV blijft in stand en u behoudt de aandelen in de BV. De BV betaalt vennootschapsbelasting over de winst op de verkochte activa. U betaalt zelf pas (inkomsten)belasting als u de BV liquideert of de aandelen overdraagt.

Wel of geen BV?

Eenmalige kosten. Een BV oprichten is duurder dan bijv. een eenmanszaak. U heeft een notaris nodig om van start te gaan. Waarschijnlijk moet u ook een accountant en/of belastingadviseur inschakelen. Indicatie: € 1.500 – € 2.500.

Jaarlijkse kosten. De jaarlijkse kosten (€ 750 – € 1.250) en de belastingen voor een BV zijn hoger. Daarom beginnen de meeste ondernemers pas een BV als ze veel winst maken.

Waarom dan toch een BV?

Maar zoals we hiervoor al zagen, kunnen er goede argumenten zijn om ook bij een lage winst toch een BV op te richten. Denk aan:

  • beperken aansprakelijkheid in privé;
  • meer flexibiliteit bij overdracht en beëindiging bedrijf;
  • duidelijker onderscheid tussen bedrijf en privé.

Niet logisch. Het is onlogisch om alleen voor een BV te kiezen om te voorkomen dat u in privé aansprakelijk bent. Tip.  Als eenmanszaak kunt u immers de risico’s verkleinen met bijv. een aansprakelijkheidsverzekering.

Een BV is niet alleen aantrekkelijk bij hoge winsten, maar heeft ook op andere terreinen (privéaansprakelijkheid, flexibiliteit, onderscheid zaak-privé) zeker nut. Ga nooit overhaast te werk en laat u goed adviseren. Wilt u een BV oprichten in het kader van bedrijfsoverdracht of -beëindiging, neem dan enkele jaren de tijd om alles te regelen.

Hoe werkt de Opgaaf werkelijk rendement voor box 3?

Kerstarrest. Pas over enkele jaren wordt het forfaitaire systeem van box 3 vervangen door een heffing op basis van werkelijk rendement. Veel belastingplichtigen hebben echter bezwaar gemaakt tegen eerdere aanslagen. Ook zijn veel aangiften inkomstenbelasting aangehouden in afwachting van een afwikkeling op basis van werkelijk rendement. De Hoge Raad heeft namelijk reeds in 2021 (in het zogenaamde ‘Kerstarrest’) geconcludeerd dat een heffing in box 3 op basis van fictieve rendementen onrechtmatig is.

Opgaaf werkelijk rendement

Online formulier. Om de gevolgen hiervan in kaart te brengen en vast te stellen of en hoeveel recht een belastingplichtige heeft op een belastingteruggaaf, heeft de Belastingdienst het formulier Opgaaf werkelijk rendement (OWR-formulier) online beschikbaar gesteld.

Brief Belastingdienst. Belastingplichtigen die hiervoor in aanmerking komen, hebben hierover een brief ontvangen (of krijgen deze binnenkort). Let op 1.  Uw fiscaal adviseur ontvangt van de Belastingdienst geen kopie van deze brieven. Daarom adviseren wij u om uw adviseur direct te informeren als u dergelijke brieven ontvangt. Dan kan hij in overleg met u bepalen wat de gewenste actie is. Let op 2.  De brieven bevatten een formulier dat u kunt terugsturen naar de Belastingdienst als u wilt afzien van verdere actie. Wij adviseren u om dit formulier niet terug te sturen.

Tegenbewijsregeling

Voor wie? De tegenbewijsregeling werkelijk rendement geldt niet voor alle jaren of alle belastingplichtigen. Allereerst moet u een zodanig box 3-vermogen hebben, dat er in enig jaar sprake is van belastingheffing in box 3. Daarbovenop geldt:

  • voor de jaren 2021 tot en met 2027: voor deze jaren kunt u altijd gebruikmaken van de regeling;
  • voor 2020: u kunt gebruikmaken van de regeling als de definitieve aanslag 2020 nog niet vaststond op 24 december 2021 en u uiterlijk op 31 december 2025 bezwaar heeft gemaakt of het OWR-formulier voor 2020 indient;
  • voor 2017 tot en met 2019: u kunt gebruikmaken van de regeling als u meedeed aan de massaalbezwaarprocedure en er eerder (namens u) op tijd een verzoek om ambtshalve vermindering is ingediend.

OWR-formulier op tijd inleveren

Hoeveel tijd heeft u om het OWR-formulier in te vullen? U heeft namelijk niet eindeloos de tijd om uw recht te halen. Of u tijdig bent, hangt af van diverse factoren.

Attentiebrief ontvangen? Allereerst van de vraag of u van de Belastingdienst voor enig belastingjaar een zogeheten ‘attentiebrief’ heeft ontvangen. Sinds het online beschikbaar komen van het OWR-formulier, stuurt de Belastingdienst namelijk attentiebrieven naar alle belastingplichtigen van wie de aanslag inkomstenbelasting tot dusver nog niet definitief werd vastgesteld. De verzending van dergelijke attentiebrieven vindt plaats in fasen en per belastingjaar. De Belastingdienst verstuurt per belastingjaar een aparte brief:

  • sinds juli 2025 komen de brieven voor belastingjaar 2022;
  • vanaf september 2025 volgen de brieven voor 2023;
  • heeft u bezwaar gemaakt, dan kunt u tussen 15 juli en 30 september 2025 een brief verwachten.

Termijnen. De termijn voor het indienen van het OWR-formulier bedraagt voor ieder belastingjaar in beginsel twaalf weken na dagtekening van de attentiebrief. Deze termijn wordt verlengd tot 26 weken als een fiscaal erkende (becon) intermediair de belastingaangifte van het betreffende jaar heeft ingediend. Let op.  Volgens de Belastingdienst zijn deze termijnen fataal en niet verlengbaar. Verstrek dus altijd zo spoedig mogelijk een afschrift van (attentie)brieven die u voor ieder belastingjaar ontvangt aan uw adviseur. Zo voorkomt u dat uw opgaaf te laat wordt verzonden en u geen aanspraak kunt maken op een belastingteruggaaf.

Werkelijk rendement?

Of u aanspraak kunt maken op een belastingteruggaaf, hangt natuurlijk ook af van de vraag of u nadeel heeft ondervonden van het fictieve systeem. Met andere woorden: was het werkelijke rendement op uw vermogen in box 3 lager dan het fictieve rendement dat in aanmerking is genomen?

Meerdere componenten. Het werkelijk rendement bestaat uit meerdere componenten:

  • inkomsten uit vermogen, zoals rente, dividend en huurinkomsten;
  • kosten en schulden: financieringslasten en andere kosten die direct verband houden met het box 3-vermogen;
  • waardeveranderingen: koerswinsten of -verliezen, inclusief de waardeontwikkeling van beleggingen en onroerende zaken.

Ook ongerealiseerde waardestijgingen. Dit betekent dat niet alleen gerealiseerde opbrengsten meetellen, maar ook ongerealiseerde waardeveranderingen, bijv. koersstijgingen van aandelen of onroerende zaken. Let op.  Gezien de positieve ontwikkelingen op zowel de aandelenmarkt als de vastgoedmarkt in de afgelopen jaren, is de verwachting dat veel belastingplichtigen uiteindelijk in de meeste jaren geen recht hebben op teruggaaf. Het jaar 2022 kan hierop een uitzondering zijn, aangezien in dat jaar de beurs een negatief resultaat liet zien.

Hoe vult u de opgaaf in?

De Belastingdienst vraagt om uitgebreide gegevens over uw bezittingen en schulden, waaronder:

  • bank- en spaarrekeningen;
  • beleggingen (aandelen, obligaties, beleggingsfondsen);
  • onroerende zaken die in box 3 vallen;
  • schulden die verband houden met deze bezittingen.

Rol van de banken. Voor ieder onderdeel moeten zowel de begin- als eindwaarden worden opgegeven, evenals ontvangen inkomsten en betaalde kosten. Veel banken hebben inmiddels aan hun cliënten deze informatie verstrekt. Hierover heeft u als het goed is digitaal bericht ontvangen.

Praktische tips

Hierna volgen enkele praktische tips over het gebruik van het formulier.

Tip 1. Begin tijdig met het verzamelen van bankafschriften, jaaropgaven en beleggingsrapportages, ook als u nog geen attentiebrief heeft ontvangen van de Belastingdienst. Hoe completer uw dossier, hoe soepeler de invulling van de opgaaf.

Tip 2. Begin met het belastingjaar waarover u de meeste kans heeft op een teruggaaf. Dit zal in veel gevallen 2022 zijn. U bent niet verplicht om voor elk jaar het formulier in te dienen. Steek alleen tijd in jaren die ook echt geld opleveren.

Tip 3. Kunt u bepaalde informatie of bewijsstukken niet geheel kwijt in het formulier, dan mag u deze tot zes weken na de indiening daarvan nog aanvullen met extra informatie.

Tip 4. Heeft u alleen spaargeld in box 3, dan hoeft u niet te wachten op de attentiebrief. U mag direct uw werkelijke rendement doorgeven.

Tip 5. De box 3-heffing kan door het tegenbewijs nooit hoger uitvallen dan de box 3-belasting die de Belastingdienst heeft berekend. De regeling kan dus alleen in uw voordeel werken.

Afwikkeling door de Belastingdienst

De Belastingdienst start in het najaar van 2025 met de verwerking van de ingediende formulieren. De eerste herziene aanslagen worden vanaf eind 2025 verwacht. Tot die tijd vindt er geen inhoudelijke beoordeling plaats en blijft het voorlopig onzeker welke fiscale correctie er volgt op basis van de opgegeven gegevens.

Verzamel de benodigde gegevens voor het opgeven van uw werkelijke rendement in box 3, ook als u nog geen attentiebrief heeft ontvangen. De termijnen voor het indienen van het formulier zullen streng gehandhaafd worden. Voorkom dat u uw belastingteruggaaf misloopt doordat u te laat bent met het aanleveren van de gegevens.

Wijzig banknummer automatische incasso online

Tip 1.  Dat is eenvoudiger en voorkomt boetes omdat u zo voorkomt dat u te laat bent. Sinds kort kunt u het rekeningnummer van uw automatische incasso zelf digitaal wijzigen. Een stuk makkelijker, want tot nu toe moest hiervoor eerst een machtigingsformulier worden aangevraagd en opgestuurd. Wijzigen kan in het overzicht Betalen en ontvangen dat op uw persoonlijke site bij de Belastingdienst staat. Tip 2.  Een wijziging van uw rekeningnummer treedt direct in, u kunt de wijziging niet op een later moment laten ingaan. Alleen als een wijziging vlak voor het moment van afschrijving is doorgegeven, kan afschrijving van het oude nummer nog worden voorkomen. Een wijziging kunt u ook via uw gemachtigde door laten geven. U krijgt altijd een schriftelijke bevestiging of een wijziging gelukt is. Digitaal uw rekeningnummer wijzigen, is overigens niet verplicht en kan ook nog schriftelijk.

U kunt zelf online een wijziging doorgeven van het rekeningnummer dat u gebruikt voor automatische incasso’s. Dit is een stuk efficiënter dan schriftelijk wijzigen, maar is niet verplicht.

Vraag nu subsidie digitale weerbaarheid aan

De MCZ is beschikbaar voor:

  • veilige netwerktoegang en wifi;
  • wachtwoordmanagers, tweefactorauthenticatie (2FA);
  • tweestapsverificatie en multifactorauthenticatie (MFA);
  • diensten voor het automatisch controleren, beheren en uitvoeren van beveiligingsupdates op systemen en software;
  • antivirussoftware, back-ups instellen en testen;
  • risico-inventarisatie en -evaluatie; en
  • voor cyber awareness trainingen.

Omvang subsidie. Als u de genoemde maatregelen neemt, krijgt u de helft van de kosten vergoed met een maximum van € 1.250. De kosten dienen minstens € 400 te bedragen. De MCZ is beschikbaar voor zelfstandigen en het MKB met maximaal 50 medewerkers en een jaaromzet van maximaal € 10 miljoen. Aanvragen van de MCZ kan via de website van de RVO tot 31 oktober 2025, 17.00 uur. Hiervoor is eHerkenning op minimaal niveau 2+ nodig. Wacht hiermee niet te lang, want op is op!

Als u digitaal onvoldoende bent beveiligd, kunt u voor het nemen van tal van maatregelen de MCZ-subsidie aanvragen. Aanvragen kan tot 31 oktober bij de RVO.

Wilhelminalaan 1, 1441 EK Purmerend
Tel: 0299-767002 / E-mail: info@partnersinadministraties.nl