“…Doet u waar u goed in bent en laat de rest aan ons over…”

“Wat is mijn betalingskenmerk?”

Nadat u deze termen heeft ingegeven, komt u bij de zoekhulp terecht. Geef vervolgens uw aangifte-, aanslag- of beschikkingsnummer in, of voor de loon- of omzetbelasting uw omzetbelasting- of loonheffingennummer. Als u ten slotte het jaar ingeeft en om welke aanslag het gaat, verschijnt het betalingskenmerk.

Overzicht betalen en ontvangen. U kunt op de website van de Belastingdienst ook eerst inloggen en dan naar het overzicht betalen en ontvangen gaan. In dit overzicht staan al uw aanslagen inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet, al uw rekeningen en naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en alle nog terug te betalen toeslagen. Tip.  Ook uw naheffingsaanslagen btw die u nog moet betalen, staan sinds kort in dit overzicht vermeld. Bij iedere te betalen aanslag vindt u ook het betalingskenmerk vermeld staan.

U kunt het betalingskenmerk eenvoudig opzoeken via de website van de Belastingdienst. Voorkom op deze manier een boete wegens niet of te laat betalen.

“Kan ik de kosten van een uitvaart fiscaal aftrekken?”

Uitvaartkosten en de inkomstenbelasting. Als u als erfgenaam kosten maakt voor een uitvaart, geldt dat deze kosten níet aftrekbaar zijn bij de inkomstenbelasting. Ongeacht of u zelf nabestaande bent of kosten maakt uit naam van een nalatenschap. Waar kunt u deze kosten wel aftrekken?

Uitvaartkosten en erfbelasting

Voor de erfbelasting ligt dit anders: bepaalde kosten zijn wel aftrekbaar. Dit speelt uiteraard alleen als er daadwerkelijk aangifte erfbelasting moet worden gedaan.

Aangifte erfbelasting doen. U bent verplicht erfbelasting aan te geven:

  • als u een uitnodiging (aangiftebrief) van de Belastingdienst ontvangt (binnen vier maanden na overlijden); of
  • als u vaststelt dat u meer erft dan de vrijstelling.

Geen brief ontvangen? De Belastingdienst biedt online een stappenplan en toelichting om te controleren of aangifte nodig is ( https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/erfbelasting/content/erfbelasting_wanneer_doe_ik_aangifte ).

Vrijstellingen erfbelasting 2025. De hoogte van uw vrijstelling hangt af van uw relatie tot de overledene. Voor 2025 gelden de volgende vrijstellingen:

  • echtgenoot, geregistreerd partner of samenwonende partner: € 804.698;
  • kind, pleeg- of stiefkind of (achter)kleinkind: € 25.490;
  • kind met een beperking (bij voorwaarden): € 76.453;
  • ouder (indien ouders partners voor de erfbelasting zijn, geldt dit bedrag gezamenlijk): € 60.359;
  • overige erfgenamen (zoals broer, zus of vriend): €  2.690.

Welke kosten zijn aftrekbaar?

In de aangifte erfbelasting mag u alleen bepaalde gebruikelijke uitvaartkosten aftrekken. Voorbeelden hiervan zijn:

  • verzorging en kleding van de overledene;
  • rouwadvertenties, bloemen, condoleanceregister, rouw- en bedankkaarten inclusief verzendkosten;
  • kist of urn, graf, grafrechten, grafsteen inclusief het plaatsen;
  • aula- of zaalhuur voor de uitvaartplechtigheid;
  • koffietafel van welke aard dan ook;
  • herdenkingsdienst of kerkdienst (huur en de kosten van de sprekers) tot één jaar na overlijden;
  • vervoer van de overledene naar begraafplaats.

Wat mag u niet aftrekken? Niet gebruikelijke uitvaartkosten zijn niet aftrekbaar. Voorbeelden zijn:

  • reiskosten van familie uit het buitenland;
  • kosten voor toekomstig grafonderhoud;
  • herdenkingsdiensten of kerkdiensten na één jaar;
  • notariskosten (zoals voor de verklaring van erfrecht of afwikkeling van de nalatenschap);
  • kosten voor de verkoop (van een deel) van de erfenis (zoals makelaarskosten en taxatiekosten);
  • kosten voor het opruimen van de woning/inboedel;
  • loon van een executeur.

Uitvaartverzekering: verrekening verplicht.  Heeft een verzekering (gedeeltelijk) uitgekeerd voor de uitvaart, dan moet het ontvangen bedrag in mindering worden gebracht op de opgevoerde uitvaartkosten. Is de uitkering hoger dan de gemaakte kosten, dan telt het restant mee als onderdeel van de nalatenschap.

Bepaalde uitvaartkosten (kist, grafsteen, koffietafel, rouwadvertenties, etc.) kunt u aftrekken bij de erfbelasting. Wel moet u aangifte erfbelasting doen en een uitkering van een uitvaartverzekering eerst verrekenen met uw kosten.

Hoeveel mag een starter maximaal willekeurig afschrijven?

In een recente kennispeiling op het forum voor fiscaal dienstverleners werd onlangs een peiling gehouden met de vraag hoeveel een startende ondernemer maximaal mag afschrijven in 2024 en 2025. Slechts 58% koos het juiste antwoord. Een mooie aanleiding om de regels op een rij te zetten.

Dit was de voorbeeldzaak

Een ondernemer is op 1 september 2024 gestart met zijn zaak en besteedt dat jaar 550 uren aan zijn bedrijf. In oktober 2024 investeert hij voor € 150.000 in machines met een levensduur van vijf jaar en een restwaarde van nul. In 2025 investeert hij nog eens € 50.000 in inventaris, met een restwaarde van € 10.000. Hoeveel mag de ondernemer maximaal afschrijven in 2024 en in 2025?

Keuze. Men kon kiezen uit de volgende antwoorden.

  1. In 2024 € 30.000 en in 2025 € 160.000 (19%).
  2. In 2024 € 30.000 en in 2025 € 38.000 (13%).
  3. In 2024 € 7.500 en in 2025 € 182.500 (58%).
  4. In 2024 € 7.500 en in 2025 € 192.500 (10%).

Drie is juist: € 7.500 in 2024 en € 182.500 in 2025.

Waarom in 2024 maar € 7.500? In 2024 heeft de ondernemer geen recht op de startersaftrek of zelfstandigenaftrek, omdat hij niet voldoet aan het urencriterium van 1.225 uur. Een ondernemer mag alleen willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in de jaren waarin recht bestond op de startersaftrek of in het voorafgaande aanloopjaar. Let op.  Op bedrijfsmiddelen die zijn uitgesloten van investeringsaftrek, mag ook geen willekeurige afschrijving worden toegepast.

De wet. Volgens artikel 3.30, lid 1 en 2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 mag er per jaar maximaal 20% van de aanschafprijs worden afgeschreven, waarbij de afschrijving naar evenredigheid over de periode moet worden verdeeld. Voor 2024 betekent dit dat op de machines maximaal € 150.000 × 20% × 3/12 = € 7.500 mag worden afgeschreven. De boekwaarde van de machines op 1 januari 2025 bedraagt dus € 142.500 (€ 150.000 -/- € 7.500).

En in 2025? In 2025 voldoet de ondernemer aan het urencriterium en heeft daardoor recht op de startersaftrek. Op grond van artikel 3.34 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in samenhang met artikel 7 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001, kan in dat jaar gebruik worden gemaakt van de regeling voor willekeurige afschrijving door startende ondernemers.

Willekeurige afschrijving

De willekeurige afschrijving mag worden toegepast op de investering in de inventaris in 2025, maar ook op de investering in machines uit 2024, voor zover daar in dat jaar nog geen afschrijving op heeft plaatsgevonden (art. 7 lid 2 Uitv reg WA 2001) . Voor de inventaris geldt, rekening houdend met een restwaarde van € 10.000, een maximale afschrijving in 2025 van € 50.000 -/- € 10.000 = € 40.000. De boekwaarde van de machines bedraagt op 1 januari 2025 € 142.500. De totale maximale willekeurige afschrijving in 2025 komt daarmee uit op € 142.500 + € 40.000 = € 182.500.

Maximumbedrag. Voor de willekeurige afschrijving geldt per kalenderjaar een maximumbedrag aan investeringen. Dit bedrag is gelijk aan het maximum voor de KIA. Als het investeringsbedrag boven deze grens uitkomt, mag de ondernemer zelf kiezen op welke bedrijfsmiddelen er willekeurig wordt afgeschreven. Let op.  Het minimale investeringsbedrag voor de KIA is niet van toepassing op de willekeurige afschrijving. Investeert een ondernemer bijv. alleen in een computer van € 1.500, dan komt hij niet in aanmerking voor de KIA, maar mag hij de computer wel willekeurig afschrijven.

Een ondernemer mag alleen willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in de jaren waarin recht bestond op startersaftrek of in het voorafgaande aanloopjaar. Voor de willekeurige afschrijving geldt per kalenderjaar een maximumbedrag.

Fiscaal partner bij recht van gebruik en bewoning?

Wat speelt er? Met alle ellende op de huidige woningmarkt plannen veel mensen vooruit hoe ze hun woning het beste aan hun kinderen kunnen achterlaten, zonder zichzelf of hun partner hierbij tekort te doen. Een vaak gebruikt instrument is daarbij het recht van gebruik en bewoning. Dit recht is te vergelijken met het recht van vruchtgebruik, maar iets meer toegesneden op een woning. Onlangs heeft de Belastingdienst aangegeven of dit recht kan leiden tot het fiscale partnerschap.

Recht van gebruik en bewoning

Bij het recht van gebruik en bewoning heeft iemand een woning niet in zijn bezit, maar kan er wel gebruik van maken. De woning kan weliswaar ook worden verkocht, maar omdat er een recht van gebruik en bewoning op rust, kan de koper er niet in gaan wonen. Ook kan de eigenaar geen huur vragen aan de bewoners. Degenen die het recht bezitten, kunnen dit niet verkopen en ook mogen ze niemand anders in de woning laten wonen. Het recht vervalt bij overlijden. Het recht wordt dan ook veelal gebruikt om een woning aan de kinderen achter te laten, maar zeker te stellen dat men er zelf, dan wel de partner, in kan blijven wonen.

Samenwonen na overlijden

Onlangs heeft de Belastingdienst (KG:202:2025:7) een situatie geschetst waarin ouders hun woning aan hun kind hebben overgedragen, op deze woning het recht van gebruik en bewoning rust en een van de ouders komt te overlijden. Vervolgens gaat het kind met de achterblijvende ouder samenwonen in de woning en beiden staan hier ook ingeschreven in Basisregistratie Personen. De Belastingdienst gaat specifiek in op de vraag of er op deze manier sprake is van partnerschap tussen de achterblijvende ouder en het inwonende kind.

Eisen fiscaal partnerschap. Om het antwoord op deze vraag te kunnen onderbouwen, is aangegeven wat er in de gegeven situatie voor het partnerschap vereist is. Om te beginnen moet men op hetzelfde woonadres staan ingeschreven, maar ook dient men samen een woning te bezitten. Deze moet aan beiden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staan op grond van eigendom, waaronder begrepen economische eigendom.

Conclusie. In de geschetste situatie komt men tot de conclusie dat er geen sprake is van partnerschap tussen de achterblijvende ouder en het inwonende kind. Er is bij de achterblijvende ouder namelijk geen sprake van economische eigendom, wat betekent dat een eventuele waardeverandering van de woning ook alleen gevolgen heeft voor het kind.

Wat kunt u hiermee?

De geschetste gevolgen zijn uiteraard van belang voor de praktijk. Zo heeft het al dan niet zijn van elkaars partner grote fiscale gevolgen en kunnen partijen hiermee dus rekening houden op het moment dat de hiervoor geschetste situatie wordt overwogen. Zo bestaat voor samenwonende partners de mogelijkheid om de aftrekbare hypotheekrente optimaal onderling te verdelen en kunnen partners bijv. hun aftrekbare zorgkosten bij elkaar optellen.

Niet aftrekbare drempel. Anderzijds moeten ze voor wat betreft de niet-aftrekbare drempel ook uitgaan van hun gezamenlijke inkomen. Het fiscale partnerschap kan dus voordelig uitpakken, maar dat is niet altijd het geval. Nu bekend is wat de gevolgen zijn, kunt u hier in ieder geval rekening mee houden, zodat u achteraf niet voor verrassingen komt te staan.

Wilt u uw woning achterlaten voor uw kind(eren) maar er wel zelf in blijven wonen, houd dan rekening met het fiscale effect (zoals aftrekbaarheid hypotheekrente) van het recht van gebruik en bewoning. Vanwege het ontbreken van de economische eigendom leidt dit niet tot fiscaal partnerschap.

Fiscus verduidelijkt geruisloos doorschuiven onderneming

Winst bij verkoop. Als een bedrijf verkocht wordt, maakt de verkoper meestal stakingswinst, bijv. omdat er reserves vrijvallen of boekwinst gemaakt wordt op de machines of het bedrijfspand. Over deze winst moet met de fiscus worden afgerekend, maar dit kan onder voorwaarden worden voorkomen. De fiscale claims schuiven dan door naar de overnemer, die te zijner tijd bij verkoop over de winst moet afrekenen.

Geruisloos doorschuiven

Dit geruisloos doorschuiven betekent in de praktijk dat belastingheffing langdurig kan worden uitgesteld. Doel van de faciliteit is dat bestaande bedrijven zo veel mogelijk worden voortgezet door een opvolger. Deze hoeft namelijk een minder grote overnamesom te betalen, omdat de overdrager niet met de fiscus hoeft af te rekenen. Er gelden wel de nodige voorwaarden voor de regeling, waarvan een belangrijke onlangs is verduidelijkt (KG:212:2025:3) .

Medeondernemer of werknemer? Geruisloos doorschuiven is mogelijk aan medeondernemers waarmee het bedrijf al minstens drie jaar in een samenwerkingsverband wordt uitgeoefend en die hieruit winst genieten. De eis van drie jaar geldt zowel voor de overdrager als de overnemer. Geruisloos doorschuiven is daarnaast mogelijk aan personen die minstens drie jaar lang in het bedrijf werkzaam zijn.

Combinatie verduidelijkt. De Belastingdienst heeft aangegeven dat geruisloos doorschuiven in principe ook mogelijk is als het samenwerkingsverband is aangegaan met een BV, waarin de overnemer minstens drie jaar lang werknemer is geweest. Daarbij wordt uitgegaan van de situatie waarbij een eenmanszaak in een samenwerkingsverband met een BV een bedrijf uitoefent. De eenmanszaak wil zijn deel in het bedrijf geruisloos overdragen. Daartoe besluit men de BV te liquideren en voort te zetten als eenmanszaak, waarna de geruisloze overdracht aan deze eenmanszaak plaatsvindt. De overnemer is in de BV minstens drie jaar werkzaam geweest.

Betrokken bij onderneming. De Belastingdienst is van mening dat in de geschetste situatie geruisloos doorschuiven ook mogelijk is. Gesteld wordt dat de overnemer minstens drie jaar lang bij de onderneming betrokken is geweest. De wettelijke eis dat de overnemer als werknemer in deze onderneming werkzaam moet zijn geweest, omvat dus ook de situatie waarin de overnemer als werknemer in dienst was van een rechtspersoon die deze onderneming mede exploiteerde.

Uitzondering. Volgens deze uitleg kan er wel sprake zijn van een uitzonderingssituatie waarin geruisloos doorschuiven niet mogelijk is. Daarbij doelt men op de situatie dat in de BV ook andere werkzaamheden werden uitgevoerd en de overnemer alleen hiervoor activiteiten verrichtte. In deze gevallen is er namelijk geen sprake van duurzame betrokkenheid bij de over te nemen onderneming en gaat het toepassen van de doorschuifregeling dan tegen de bedoeling van de wetgever in.

Verzoek indienen

Als een ondernemer zijn bedrijf geruisloos wil doorschuiven, is wettelijk vereist dat er vooraf een verzoek wordt ingediend. Bij de aangiften moeten zowel de overdrager als de overnemer dit doen. De Belastingdienst kan dus altijd controleren of er aan de voorwaarden voor geruisloos doorschuiven wordt voldaan en anders het verzoek afwijzen.

Door de verduidelijking van de doorschuifregeling kunt u deze vaker toepassen. Houd hier rekening mee als u in een soortgelijke situatie uw bedrijf wilt overdragen en overweegt de doorschuifregeling toe te passen. Let op de driejaarstermijn. Zorg voor een correcte weergave van de situatie in uw verzoek aan de Belastingdienst.

Tot wanneer mag u keuzes bij uw belastingaangifte wijzigen?

Voorbeelden. Bij het invullen van uw aangifte kunt u op bepaalde punten keuzes maken. Het gaat met name om aftrekbare hypotheekrente en persoonsgebonden aftrekposten, zoals zorgkosten en giften. U kunt deze aftrekposten onderling met uw partner verdelen om zo een maximaal fiscaal voordeel te behalen. Maar wat nu als u uw keuze achteraf wilt wijzigen? Onlangs behandelde de rechter een zaak waarbij de vraag speelde of het veranderen van een eenmaal gemaakte keuze bij de aangifte mogelijk was, en zo ja, onder welke voorwaarden (ECLI:NL:RBZWB:2025:3324) .

Box 3 en partnerschap

In deze zaak ging het om de verdeling van inkomen in box 3 en om de gemaakte keuze inzake het partnerschap. De partner van een overleden belastingplichtige wilde de gemaakte onderlinge verdeling van het inkomen in box 3 wijzigen. Daarnaast wilde ze dat zij en haar de overleden partner niet het hele jaar als elkaars partner aangemerkt zouden worden, zoals in hun aangiften was verzocht.

Waarom? Als u een deel van het jaar een fiscale partner heeft, zoals bij echtscheiding of overlijden, kunt u er in uw aangiften in de meeste gevallen namelijk samen voor kiezen om toch het hele jaar als fiscaal partner te worden aangemerkt. Het is afhankelijk van de situatie of dit voordeliger is. De inspecteur wees beide verzoeken af.

Tot wanneer wijzigen? De rechtbank stelde om te beginnen vast dat de aanslagen van de overleden belastingplichtige en zijn partner inmiddels allebei definitief vaststonden. Dit betekent dat tegen beide aanslagen geen bezwaar meer gemaakt kon worden. Dit kan in de regel binnen zes weken nadat de aanslag is opgelegd en deze termijn was inmiddels verstreken. De rechtbank boog zich vervolgens over de vraag of de aanslagen ambtshalve herzien konden worden.

Aanslag ambtshalve herzien. Is de bezwaartermijn verstreken, dan kunt u soms toch een verzoek indienen uw aanslag ambtshalve te herzien, bijv. als u bent vergeten een aftrekpost op te voeren. Dit moet binnen vijf jaar na het jaar waarop de aanslag betrekking heeft. Sommige zaken zijn echter uitgesloten. Zo kunt u geen ambtshalve herziening vragen op grond van nieuwe rechtspraak.

En in deze zaak? Ook in deze zaak kon volgens de rechter geen beroep om ambtshalve herziening worden gedaan. Dit vanwege het feit dat er een beroep werd gedaan op een fiscale faciliteit, waarop een beroep moet worden gedaan bij de aangifte. Nu er bij de aangifte was gekozen voor een bepaalde verdeling van inkomen in box 3, stond deze verdeling vast op het moment dat ook de aangifte definitief vaststond. Hetzelfde gold voor de keuze voor het partnerschap gedurende het hele jaar. Ook op deze keuze kon dus niet worden teruggekomen via een ambtshalve herziening en dus bleven de aanslagen in stand.

Wat kunt u hiermee?

De uitspraak maakt duidelijk dat het van groot belang is dat u bij uw aangifte bewuste keuzes maakt. Ga na wat voor u de voordeligste keuze is, bijv. met betrekking tot de verdeling van aftrekposten. Doet u uw online aangifte zelf, dan bevat deze een handige rekentool, met behulp waarvan u kunt nagaan welke keuzeverdeling voor u het meeste fiscale voordeel oplevert. Houd in uw achterhoofd dat u op een eenmaal gemaakte keuze maar in een beperkt aantal gevallen kunt terugkomen als uw aanslag eenmaal definitief vaststaat. Houd uw bezwaartermijn dus altijd goed in de gaten.

Onthoud dat u in de meeste gevallen alleen op uw aangifte kunt terugkomen als uw bezwaartermijn nog niet is verstreken. Het vragen om ambtshalve herziening na deze bezwaartermijn is bovendien maar in een beperkt aantal gevallen mogelijk. Beter is het dus dat u bij uw belastingaangifte (zoals IB en Vpb) bewuste keuzes maakt.

Te veel NOW ontvangen, wat nu?

Uit onderzoek (Centraal Planbureau) is gebleken dat veel ondernemers tijdens de coronacrisis te veel steun hebben ontvangen via de NOW (Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid). Maar wat betekent dat? Wanneer is er sprake van fraude en kunt u een boete verwachten?

NOW-regeling

Tijdens de coronacrisis nam de overheid tal van maatregelen met de bedoeling het aantal besmettingen met het virus te voorkomen en op deze manier verspreiding van de ziekte te bemoeilijken. Veel ondernemers ondervonden beperkingen, zoals de tijdelijke sluiting van hun bedrijf of het beperken van contacten met de klant.

Tegemoetkoming. Als tegemoetkoming in de kosten hiervan werd onder andere de NOW-regeling geïntroduceerd. Via deze regeling konden ondernemers met een behoorlijk omzetverlies een compensatie krijgen voor de loonkosten. Onlangs verscheen er een onderzoek waarin werd geconcludeerd dat met de NOW-regeling op grote schaal is gefraudeerd. Maar wat verstaat men hieronder en wat betekent dat dan?

Manipulatie omzet. Volgens het onderzoek heeft een aantal ondernemers hun omzetcijfers gemanipuleerd. De in het onderzoek betrokken eerste periode waarin de NOW verkregen kon worden, vereiste een omzetdaling van minstens 20%. Uit het onderzoek blijkt dat ondernemers er op een aantal manieren voor gezorgd hebben dat hun omzet ook inderdaad met ten minste genoemd percentage daalde. Daarvoor werden verschillende methodes gebruikt, zoals door het al dan niet verruimen van de openingstijden, het al dan niet aanbieden van promoties of het introduceren van nieuwe producten of diensten. Ook via de opening of juist sluiting van een webshop kon de omzetdaling worden gerealiseerd.

Afwijking van btw-aangifte. Het onderzoek toont ook aan dat er in veel gevallen een verschil bestaat tussen de gerealiseerde omzet die werd opgegeven voor de NOW en de omzet op basis van de btw-aangifte. Volgens het onderzoek gaf bijna 40% van de onderzochte ondernemers een hoger omzetverlies aan, waarbij het verschil gemiddeld ruim 6%-punt bedroeg. Gemiddeld viel de NOW daardoor zo’n € 8.000 te hoog uit.

Fraude en fouten. Het onderzoek meldt dat verschillen in omzet ook het gevolg kunnen zijn van bewuste fraude, maar daarnaast door verschillen in boekhoudkundige definities, menselijke vergissingen en meetproblemen. Exacte cijfers over misbruik en fraude zijn echter niet beschikbaar.

Wat kunt u hiermee?

Het zal duidelijk zijn dat de overheid frauderende ondernemers inzake de NOW zal vervolgen. Zo zijn er al ondernemers bestraft door de rechter en heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie al meerdere verdachten aangehouden. Van belang is echter dat het manipuleren van omzet binnen de wettelijke kaders in beginsel niet strafbaar is, maar frauderen door omzet (deels) niet op te geven is dat uiteraard wel.

Gevolgen. Is er te veel subsidie ontvangen, dan kan deze worden teruggevorderd, eventueel met boete. Voor een vergrijpboete zal de controleur wel aannemelijk moeten maken dat er sprake is van opzet of grove schuld. Volgens het onderzoek is er in totaal zo’n € 740 miljoen te veel aan NOW-steun verstrekt, dus niet gek dat onderzoek naar fraude met NOW-subsidie thans prioriteit heeft.

Frauderen met uw omzet om zo een hogere NOW-subsidie te verkrijgen, is strafbaar. De te veel ontvangen NOW kan worden teruggevorderd, eventueel met boete. Voor dit laatste is wel vereist dat er sprake is van opzet of grove schuld. De controleur zal dit aannemelijk moeten maken.

Nieuwe regels voor professioneel verschoningsrecht

Uit de hoge hoed?

Bijvangst. Bij een opsporingsonderzoek kunnen het Openbaar Ministerie (OM) en de opsporingsorganisatie per ongeluk stuiten op gegevens die vallen onder het professioneel verschoningsrecht. Dan rijst de vraag aan welke regels deze instanties gebonden zijn bij het (niet) gebruikmaken van deze gegevens.

Beroepsgeheimhouders. Het gaat dan om communicatie tussen burgers (ondernemers en particulieren) enerzijds en beroepsgeheimhouders, zoals geestelijken, advocaten, artsen en notarissen, anderzijds. Het verschoningsrecht van de beroepsgeheimhouders wordt wettelijk beschermd. Het gaat om kennis/wetenschap die beroepsgeheimhouders in de uitoefening van hun beroep hebben verkregen. Let op.  Anders dan u wellicht denkt, hebben accountants en belastingadviseurs geen verschoningsrecht. Tip.  Soms geldt voor hen wel een informeel of afgeleid verschoningsrecht.

Nieuwe regels

Per 1 juni 2025 is de Aanwijzing waarborgen professioneel verschoningsrecht van het OM in werking getreden. Deze aanwijzing beoogt duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het OM en opsporingsinstanties moeten omgaan met gegevens die onder het professioneel verschoningsrecht vallen bij de inzet van opsporingsbevoegdheden.

Vindplaats. U kunt de tekst van de Aanwijzing waarborgen professioneel verschoningsrecht (2025A001) vinden op https://bit.ly/43gYmB8

Waarom nieuwe regels?

Rechtspraak. De aanleiding voor de aanwijzing is een uitspraak van de Hoge Raad uit 2024, waarin werd vastgesteld dat de wet onvoldoende duidelijkheid biedt over de te volgen procedure bij het omgaan met gegevens waarvoor mogelijk een verschoningsrecht geldt (ECLI:NL:HR:2024:375) .

Filtering gegevens. In de aanwijzing is nu expliciet vastgelegd dat er bij een redelijk vermoeden dat zich binnen in beslag genomen gegevens communicatie met een geheimhouder bevindt, een geprotocolleerde filtering moet plaatsvinden.

Rechter-commissaris. Deze filtering moet in beginsel door een rechter-commissaris worden uitgevoerd, tenzij het OM geautomatiseerd en zonder enige kennisname van de inhoud tot uitsluiting van het materiaal kan komen.

Niet aankomen!

Gericht tot opsporingsambtenaren. Opsporingsambtenaren die betrokken zijn bij het strafrechtelijk onderzoek naar een mogelijke verdachte, mogen op geen enkel moment toegang hebben tot of kennisnemen van materiaal dat mogelijk onder het verschoningsrecht valt.

Gegevens vernietigen. Gegevens die onder het verschoningsrecht blijken te vallen, moeten worden vernietigd en mogen op geen enkele wijze worden gebruikt in het onderzoek. Let op.  In de praktijk gaat dit nog wel eens fout. Zo duiken er soms telefoontaps op die allang hadden moeten zijn gewist.

Geen regel zonder uitzonderingen …

Geheimhouder is verdachte. Alleen in uitzonderlijke gevallen, zoals wanneer de geheimhouder zelf als verdachte is aangemerkt, kan met toestemming van de rechter-commissaris van het verschoningsrecht worden afgeweken.

Spoedgevallen. Er is ook voorzien in een uitzondering voor spoedgevallen waarbij directe filtering niet mogelijk is, bijv. bij acute levensbedreigende situaties, zoals ontvoering of vermissing.

Protocol. In alle andere gevallen geldt de standaardprocedure, waarmee het OM beoogt de vertrouwelijkheid van communicatie met geheimhouders structureel te waarborgen.

Werk aan deze winkel

Geen blind vertrouwen. In het geval dat er gebruik is gemaakt van een van de hiervoor genoemde uitzonderingen, maar ook in het geval dat er gegevens zijn verkregen van een beroepsbeoefenaar met een informeel verschoningsrecht, is het belangrijk om na te gaan of het gebruik van de bij een onderzoek verkregen gegevens wel rechtmatig geschiedt.

Verschoningsrecht belastingadviseur. De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft onlangs een conclusie (advies aan de Hoge Raad) uitgebracht om twee vonnissen van Hof Arnhem-Leeuwarden waarin het informele verschoningsrecht van een belastingadviseur werd geschonden, te vernietigen. Zie voor de conclusies in deze zaken (ECLI:NL:PHR:2024:1399 – ECLI:NL:PHR:2024:1400 – ECLI:NL:PHR:2024:1401 – ECLI:NL:PHR:2024:1402) .

Wat is informeel verschoningsrecht?

Niet wettelijk geregeld. Het informele verschoningsrecht van belastingadviseurs en accountants wordt als zodanig niet genoemd in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) of in andere belastingwetten. Het informeel verschoningsrecht is geformuleerd in de rechtspraak.

Fair play. De Hoge Raad heeft al in 2006 op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder op grond van het beginsel van fair play, beslist dat de inspecteur niet van zijn bevoegdheid ex artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gebruik mag maken om kennis te krijgen van rapporten en andere geschriften van derden voor zover deze ten doel hebben de fiscale positie van de belastingplichtige te belichten of hem daaromtrent te adviseren. Tip.  Het kan hierbij ook gaan om digitale gegevens.

Ruime opvatting Hoge Raad

Deze door de Hoge Raad geformuleerde regel geldt ook voor de onderdelen van deze stukken die gegevens van feitelijke of beschrijvende aard bevatten. Let op.  De Belastingdienst heeft de neiging deze regel veel beperkter uit te leggen.

Andere gegevens. De resterende gegevens, de onderdelen van rapporten en geschriften die niet ten doel hebben om een belastingplichtige omtrent zijn fiscale positie te informeren of te adviseren, moeten desgevraagd wel worden verstrekt. Let op.  Het kan daarbij nodig zijn dat de stukken door uw belastingadviseur of accountant worden gesplitst of opgeschoond.

Advies of aangifte? Stukken die van een belastingadviseur afkomstig zijn, zullen meestal te maken hebben met belastingadvies. Met betrekking tot feitelijke stukken ten behoeve van het opstellen van de aangifte kan dit anders zijn. Deze stukken moeten dan wel door uw belastingadviseur of accountant verstrekt worden.

Dossiers gescheiden houden

Vanwege de verschillende soorten gegevens is het ook raadzaam dat de belastingadviseur of de accountant aangiftedossiers en adviesdossiers strikt gescheiden houdt. Helaas heeft u weinig controle over de manier waarop uw adviseur hiermee omgaat. De enige echte invloed die u op dit punt heeft, is het kiezen van een adviseur van voldoende niveau. Tip.  De belastingadviseur of accountant hoeft geen fiscale duiding/kwalificatie van de feiten te overleggen.

Toch maar een advocaat raadplegen?

Advocaat-belastingkundige. Als u in een fiscale zaak met (mogelijke) strafrechtelijke consequenties zeker wilt weten dat u vertrouwelijk overleg kunt voeren en advies kunt inwinnen, doet u er goed aan een advocaat-belastingkundige te raadplegen.

Wettelijk verschoningsrecht. Anders dan een gewone belastingadviseur heeft een advocaat-belastingkundige namelijk een wettelijk beschermd verschoningsrecht.

Als u in een fiscale zaak met (mogelijke) strafrechtelijke consequenties zeker wilt weten dat u vertrouwelijk overleg kunt voeren en advies kunt inwinnen, doet u er goed aan een advocaat-belastingkundige te raadplegen. Anders dan een gewone belastingadviseur heeft een advocaat-belastingkundige een wettelijk beschermd verschoningsrecht.

Ook fiscaal een onderneming bij langdurig verlies?

Als ondernemer heeft u recht op onder andere de zelfstandigen- en startersaftrek, de meewerkaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Vanwege deze faciliteiten worden uw inkomsten uit uw onderneming minder zwaar belast. Heeft u een verlies, dan kunt u dit verrekenen met winsten uit het verleden of in de toekomst of met eventueel positief inkomen in box 1, zoals inkomsten uit dienstbetrekking of een uitkering. In de praktijk ontstaat er bij verliessituaties vaak discussie met de inspecteur of er wel sprake is van een onderneming.

Wanneer fiscaal gezien onderneming?

Fiscaal is er sprake van een onderneming als er een bron van inkomen is, er moet winst beoogd worden en deze winst moet objectief gezien ook te verwachten zijn. In een rechtszaak die onlangs speelde (ECLI:NL:HR:2025:598) stond een vrouw ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als praktijk van psychotherapeuten, psychologen en pedagogen. Dit deed ze zowel in de vorm van een eenmanszaak, als samen met haar zus in een maatschap. Daarnaast had ze inkomsten uit dienstbetrekking en een uitkering. De centrale vraag was of er in de eenmanszaak en de maatschap wel sprake was van een onderneming.

Structureel verlies. De rechtbank, het hof en de Hoge Raad waren eensgezind van mening dat zowel de eenmanszaak als de maatschap fiscaal niet als onderneming konden worden aangemerkt. Uit de feiten bleek namelijk dat zowel de eenmanszaak als de maatschap in de betreffende periode weinig omzet hadden gerealiseerd en uitsluitend verliezen hadden geleden. De omzetten varieerden van € 0 tot € 2.640 per jaar en de verliezen van € 10.893 tot € 0. Nu er geen sprake was van een onderneming, waren de geleden verliezen ook niet te verrekenen met de positieve inkomsten uit dienstbetrekking en ontvangen uitkeringen. Ook bestond er geen recht op fiscale ondernemersfaciliteiten.

Bewijslast. Nu er sprake was van een structurele verliessituatie, oordeelden de rechters dat de vrouw aannemelijk diende te maken dat er toch positieve resultaten te verwachten waren geweest, zodat er wel sprake was van een onderneming. Volgens de rechters had dit bijv. kunnen blijken uit een ondernemingsplan of uit marktonderzoek, maar dergelijk bewijs ontbrak. De vrouw voerde weliswaar aan dat zij inmiddels wel positieve resultaten behaalde, maar kon ook dit niet hard maken. De inspecteur werd dan ook in het gelijk gesteld.

Wat kunt u hiermee?

Deze discussies komen bij structurele verliessituaties regelmatig aan de orde. Houd er rekening mee dat u dan de bewijslast heeft om aannemelijk te maken dat er wel degelijk sprake is van op termijn te verwachten voordeel en dus van een onderneming. Er moet weliswaar gekeken worden naar de feiten en omstandigheden van het betreffende jaar, maar resultaten in de jaren erna kunnen hiervoor wel indicatief zijn.

Niet direct, maar later verrekenen. Houd ook de mogelijkheid achter de hand dat u aanloopverliezen niet direct verrekent met eventuele positieve inkomsten, maar pas nadien. De wet bevat een mogelijkheid om bij de start van een onderneming de verliezen van de vijf voorgaande jaren in aftrek te brengen, voor zover dit nog niet mogelijk was. Weliswaar heeft u in deze voorafgaande periode dan geen recht op ondernemingsfaciliteiten, maar dat nadeel zult u in dat geval op de koop toe moeten nemen. Overleg bij twijfel hierover met uw adviseur.

Onthoud dat u bij structureel verlies bij de start van uw onderneming aannemelijk moet maken dat er op termijn winst te verwachten is. De bewijslast hiervoor ligt bij u. Een optie is ook om aanloopverliezen vijf jaar voorafgaand aan de start, pas in het eerste jaar in aanmerking te nemen.

Wanneer is iets fiscaal een schenking of een gift?

Criteria schenking

Om van een schenking te spreken, moet er sprake zijn van een handeling om niet. Dat wil zeggen dat er geen tegenprestatie is verschuldigd. Jan geeft Piet bijv. zijn auto. Piet hoeft voor deze auto niet te betalen. Dat kan betekenen dat er sprake is van een schenking. Moet Piet wel voor deze auto betalen (bijv. € 500), dan kan er nog wel sprake zijn van een gift, maar niet meer van een schenking.

Wanneer een schenking? Er moet aan drie voorwaarden worden voldaan. Er moet sprake zijn van:

  1. verarming (van de schenker);
  2. verrijking (van de begiftigde); en
  3. een bevoordelingsbedoeling. Dat wil zeggen dat er een intentie moet zijn om te verarmen en te verrijken. Zonder deze intentie is er geen sprake van een schenking.

Voorbeeld.Een eenvoudig voorbeeld is het bedrag dat een vader aan zijn zoon (jaarlijks) overmaakt van € 5.000. Er is sprake van een verarming van vader, hij is immers € 5.000 kwijt. De zoon verrijkt met € 5.000, dus ook aan deze voorwaarde wordt voldaan. De bevoordelingsbedoeling kunnen we in dit geval aannemen.

Gevolgen kwalificatie als schenking. Als we mogen aannemen dat volgens de regels van het burgerlijk recht er sprake is van een schenking, komen we in de sfeer van de schenkbelasting terecht. Dat betekent dat eerst het burgerlijk recht moet worden gevolgd. Als dat is gedaan, komen we aan het fiscale toe: het fiscale volgt dus het civiele.

Vrijstellingen

Als er sprake is van een schenking, kan dat betekenen dat er schenkbelasting is verschuldigd. Of dit het geval is, is afhankelijk van het bedrag van de schenking en de relatie tussen schenker en begiftigde. In het geval dat een vader een bedrag van € 5.000 aan zijn zoon schenkt, is er nog niets aan de hand. De zoon mag immers op jaarbasis een bedrag van € 6.713 (2025) geschonken krijgen. Blijft het totaal van de geschonken bedragen op jaarbasis onder dat bedrag, dan is er niets aan de hand. Er hoeft dan ook geen aangifte schenkbelasting te worden gedaan. Wordt er op jaarbasis meer dan € 6.713 geschonken, dan is er wel sprake van een voor de schenkbelasting belaste schenking. Het tarief bedraagt 10% (en kan zelfs oplopen naar 20%).

Andere verhoudingen. In andere verhoudingen dan die van ouder en kind is de vrijstelling op jaarbasis slechts € 2.690. Dat geldt dus ook van kind naar ouder (het omgekeerde geval). Wordt er meer dan dat bedrag geschonken, dan moet er schenkbelasting over het meerdere worden betaald. Dat is in overige gevallen 30% (kan oplopen naar 40%).

Voorbeeld.Stel, ouders zijn 50 jaar getrouwd en krijgen van hun kinderen een cruisevakantie cadeau. Is dat een schenking waarover schenkbelasting moet worden betaald? Er moet aan de criteria verarming, verrijking en bevoordelingsbedoeling worden voldaan. Aan de voorwaarden van verarming en de bevoordelingsbedoeling wordt voldaan. De vraag is echter of de ouders ook verrijken. Dat is niet zo. Zij krijgen immers een vakantie. Van een voor de schenkbelasting belaste schenking is dus geen sprake.

Gift belast? Er is sprake van een gift als er sprake is van een bevoordeling met tegenprestatie. Voorbeeld schenking: ik krijg gratis een auto ter waarde van € 5.000. Voorbeeld gift: ik betaal € 1.000 voor een auto ter waarde van € 5.000. Dan is de gift € 4.000. Voor beide kunt u schenkbelasting verschuldigd zijn als u boven de vrijstellingen komt.

Beantwoord aan de hand van de criteria verarming, verrijking en bevoordelingsbedoeling of er sprake is van een schenking. Zo ja, dan is er mogelijk schenkbelasting verschuldigd.

Wilhelminalaan 1, 1441 EK Purmerend
Tel: 0299-767002 / E-mail: info@partnersinadministraties.nl